Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. intelligentie:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for intelligentie from Dutch to French

intelligentie:

intelligentie [de ~ (v)] nom

  1. de intelligentie (intellect; verstand; vernuft; brille; genie)
    l'intelligence; l'ingéniosité; l'intellect; l'esprit; le génie
  2. de intelligentie (verstand; hersens; brein)
    la compréhension; la conception; l'intelligence; l'intellect
  3. de intelligentie (pienterheid; schranderheid; slimheid)
    l'intelligence; l'astuce; la débrouillardise; la ruse; l'habileté; l'ingéniosité; la perspicacité; la sagacité

Translation Matrix for intelligentie:

NounRelated TranslationsOther Translations
astuce intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid arglist; arglistigheid; doortraptheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; kunstgreep; leepheid; linkheid; list; listigheid; manoeuvre; sluwheid; snoodheid
compréhension brein; hersens; intelligentie; verstand begrijpen; begrip; begripsvermogen; benul; besef; bevattingsvermogen; bewustzijn; brein; conceptie; denkbeeld; idee; inzicht; notie; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; snappen; spitsheid; spitsvondigheid; vatten; verstand
conception brein; hersens; intelligentie; verstand begrip; begripsvermogen; benul; bevattingsvermogen; conceptie; denkbeeld; gedachte; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; standpunt; vaststaande mening; visie; zienswijze
débrouillardise intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid
esprit brille; genie; intellect; intelligentie; vernuft; verstand aardigheid; bewustzijn; brein; confessie; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestigheid; geestverschijning; gein; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; gezindheid; gezindte; grap; hersens; humor; inborst; inzicht; rede; schim; spiritus; spook; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
génie brille; genie; intellect; intelligentie; vernuft; verstand brein; denkvermogen; geest; geestverschijning; gemoedstoestand; geniaal persoon; genialiteit; genie; geniekorps; hersens; meesterbrein; schim; spook; spookverschijning; stemming; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
habileté intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; foef; foefje; gewiekstheid; handigheid; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; mate van kunstbeheersing; slimheid; slimmigheid; spitsvondigheid; techniek; ter zake kundigheid; toer; truc; vaardigheid; vakkundigheid
ingéniosité brille; genie; intellect; intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid; vernuft; verstand adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; brein; denkvermogen; geest; genialiteit; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; inventiviteit; inzicht; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft; vindingrijkheid
intellect brein; brille; genie; hersens; intellect; intelligentie; vernuft; verstand brein; denkvermogen; geest; geestvermogen; geestverschijning; gemoedstoestand; hersens; idee; intellect; inzicht; rede; schim; spook; spookverschijning; stemming; vernuft; verschijning; verstand; verstandelijk vermogen
intelligence brein; brille; genie; hersens; intellect; intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid; vernuft; verstand adremheid; begripsvermogen; bevattingsvermogen; bijdehandheid; brein; denkvermogen; geest; geestvermogen; geestverschijning; gemoedstoestand; genialiteit; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; intellect; inzicht; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schim; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; spook; spookverschijning; stemming; uitgeslapenheid; vernuft; verschijning; verstand; verstandelijk vermogen; vindingrijk vernuft; vlugheid
perspicacité intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid adremheid; bijdehandheid; doorzicht; gevatheid; goed werkend oog; inzicht; scherpheid; scherpte; scherpziendheid; scherpzinnigheid; schranderheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid
ruse intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid arglist; arglistigheid; boevenstreek; doortraptheid; gemeenheid; gemene streek; geraffineerdheid; geslepenheid; gewiekstheid; gladheid; kunstgreep; leepheid; linkheid; list; listigheid; manoeuvre; poets; rotstreek; schurkachtigheid; schurkenstreek; slimheid; slinksheid; sluwe streek; sluwheid; snoodheid; streek; truc; trucage
sagacité intelligentie; pienterheid; schranderheid; slimheid adremheid; bij de pinken zijn; bijdehandheid; doortraptheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; listigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; sluwheid; snedigheid; snoodheid; spitsheid; spitsvondigheid; uitgeslapenheid

Related Words for "intelligentie":

  • intelligenties

Wiktionary Translations for intelligentie:

intelligentie
noun
  1. een eigenschap van de werking van de hersenen
intelligentie
noun
  1. faculté de comprendre, de ne pas se méprendre sur le sens des mots, la nature des choses et la signification des faits.

Cross Translation:
FromToVia
intelligentie intelligence intelligence — capacity of mind
intelligentie intelligence Intelligenznur Singular: eine besondere geistige Fähigkeit; Klugheit