Summary


Dutch

Detailed Translations for aan elkaar hangen from Dutch to French

aan elkaar hangen:

aan elkaar hangen verbe

  1. aan elkaar hangen (aan elkaar kleven; plakken; vastplakken; )
    attacher; coller; se coller; adhérer; plaquer; ne pas décoller; s'attacher; engluer; s'attacher à
    • attacher verbe (attache, attaches, attachons, attachez, )
    • coller verbe (colle, colles, collons, collez, )
    • se coller verbe
    • adhérer verbe (adhère, adhères, adhérons, adhérez, )
    • plaquer verbe (plaque, plaques, plaquons, plaquez, )
    • s'attacher verbe
    • engluer verbe (englue, englues, engluons, engluez, )

Translation Matrix for aan elkaar hangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
coller aanlijmen; aanplakken; lijmen; vastlijmen; vastplakken
engluer aanplakken; vastplakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
adhérer aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aaneenplakken; aanhaken; aanhangen; aankleven; aankoppelen; aanlijmen; blijven bij; deelnemen; hechten aan; iets vastkleven; kleven; klitten; lid worden; lijmen; meedoen; participeren; plakken; vasthaken; vastkoppelen; vastlijmen
attacher aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan een touw vastleggen; aan elkaar bevestigen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanbakken; aaneenbinden; aaneenplakken; aangespen; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; afbinden; afsnoeren; beschikbaar maken; bevestigen; binden; boekbinden; dichtbinden; dichtgespen; dichtrijgen; dichtsnoeren; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inbinden; kleven; klitten; knevelen; knopen; koeken; koppelen; lijmen; om het lijf binden; ombinden; omwinden; opbinden; opplakken; plakken; rijgen; samenbinden; samenknopen; samenkoppelen; snoeren; strikken; toebinden; toegespen; vastbinden; vastgespen; vasthaken; vasthechten; vastknopen; vastkoppelen; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastsjorren; vastzetten; verbinden; verzekeren
coller aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar plakken; aanbakken; aanbranden; aandrukken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vastdrukken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten
engluer aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; aankleven; hechten; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
ne pas décoller aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken
plaquer aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; klitten; plakken; vastplakken
s'attacher aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken beijveren; hechten; lijmen; opplakken; vastgroeien; vasthechten; vastlijmen; vastplakken; wortel schieten; wortelen
s'attacher à aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aanhangen; aankoppelen; blijven bij; hechten aan; vastkoppelen
se coller aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; klitten; plakken; vastplakken

Related Translations for aan elkaar hangen