Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aangenaam aandoen:


Dutch

Detailed Translations for aangenaam aandoen from Dutch to French

aangenaam aandoen:

aangenaam aandoen verbe (doe aangenaam aan, doet aangenaam aan, deed aangenaam aan, deden aangenaam aan, aangenaam aangedaan)

  1. aangenaam aandoen (bevallen; plezieren)

Conjugations for aangenaam aandoen:

o.t.t.
  1. doe aangenaam aan
  2. doet aangenaam aan
  3. doet aangenaam aan
  4. doen aangenaam aan
  5. doen aangenaam aan
  6. doen aangenaam aan
o.v.t.
  1. deed aangenaam aan
  2. deed aangenaam aan
  3. deed aangenaam aan
  4. deden aangenaam aan
  5. deden aangenaam aan
  6. deden aangenaam aan
v.t.t.
  1. heb aangenaam aangedaan
  2. hebt aangenaam aangedaan
  3. heeft aangenaam aangedaan
  4. hebben aangenaam aangedaan
  5. hebben aangenaam aangedaan
  6. hebben aangenaam aangedaan
v.v.t.
  1. had aangenaam aangedaan
  2. had aangenaam aangedaan
  3. had aangenaam aangedaan
  4. hadden aangenaam aangedaan
  5. hadden aangenaam aangedaan
  6. hadden aangenaam aangedaan
o.t.t.t.
  1. zal aangenaam aandoen
  2. zult aangenaam aandoen
  3. zal aangenaam aandoen
  4. zullen aangenaam aandoen
  5. zullen aangenaam aandoen
  6. zullen aangenaam aandoen
o.v.t.t.
  1. zou aangenaam aandoen
  2. zou aangenaam aandoen
  3. zou aangenaam aandoen
  4. zouden aangenaam aandoen
  5. zouden aangenaam aandoen
  6. zouden aangenaam aandoen
diversen
  1. doe aangenaam aan!
  2. doet aangenaam aan!
  3. aangenaam aangedaan
  4. aangenaam aandoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aangenaam aandoen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire plaisir à aangenaam aandoen; bevallen; plezieren aanstaan; behagen; bevallen; blij maken; gelieven; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; opfleuren; opmonteren; plezieren; verblijden; verheugd; verkwikken; verrukken; vrolijker worden
plaire à aangenaam aandoen; bevallen; plezieren

Related Translations for aangenaam aandoen