Summary
Dutch
Detailed Translations for aanstellen from Dutch to French
aanstellen:
-
aanstellen (benoemen; installeren)
désigner; nommer-
désigner verbe (désigne, désignes, désignons, désignez, désignent, désignais, désignait, désignions, désigniez, désignaient, désignai, désignas, désigna, désignâmes, désignâtes, désignèrent, désignerai, désigneras, désignera, désignerons, désignerez, désigneront)
-
nommer verbe (nomme, nommes, nommons, nommez, nomment, nommais, nommait, nommions, nommiez, nommaient, nommai, nommas, nomma, nommâmes, nommâtes, nommèrent, nommerai, nommeras, nommera, nommerons, nommerez, nommeront)
-
Conjugations for aanstellen:
o.t.t.
- stel aan
- stelt aan
- stelt aan
- stellen aan
- stellen aan
- stellen aan
o.v.t.
- stelde aan
- stelde aan
- stelde aan
- stelden aan
- stelden aan
- stelden aan
v.t.t.
- heb aangesteld
- hebt aangesteld
- heeft aangesteld
- hebben aangesteld
- hebben aangesteld
- hebben aangesteld
v.v.t.
- had aangesteld
- had aangesteld
- had aangesteld
- hadden aangesteld
- hadden aangesteld
- hadden aangesteld
o.t.t.t.
- zal aanstellen
- zult aanstellen
- zal aanstellen
- zullen aanstellen
- zullen aanstellen
- zullen aanstellen
o.v.t.t.
- zou aanstellen
- zou aanstellen
- zou aanstellen
- zouden aanstellen
- zouden aanstellen
- zouden aanstellen
diversen
- stel aan!
- stelt aan!
- aangesteld
- aanstellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanstellen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
désigner | aanstellen; benoemen; installeren | aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; nader omschrijven; preciseren; wijzen |
nommer | aanstellen; benoemen; installeren | aanbevelen; aannemen; aanraden; aantrekken; benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; erbij zeggen; iemand recommanderen; in dienst nemen; in functie aanstellen; inhuren; met name noemen; noemen; nomineren; opnoemen; opsommen; vermelden; vernoemen; voordragen |
Wiktionary Translations for aanstellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanstellen | → embaucher; engager; recruter; employer | ↔ hire — to employ |
• aanstellen | → nommer | ↔ name — to designate for a role |