Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afhangen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afhingen from Dutch to French

afhangen:

afhangen verbe (hang af, hangt af, hing af, hingen af, afgehangen)

  1. afhangen (hangen)
    être accroché; incliner; tomber; retomber
    • incliner verbe (incline, inclines, inclinons, inclinez, )
    • tomber verbe (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • retomber verbe (retombe, retombes, retombons, retombez, )

Conjugations for afhangen:

o.t.t.
  1. hang af
  2. hangt af
  3. hangt af
  4. hangen af
  5. hangen af
  6. hangen af
o.v.t.
  1. hing af
  2. hing af
  3. hing af
  4. hingen af
  5. hingen af
  6. hingen af
v.t.t.
  1. heb afgehangen
  2. hebt afgehangen
  3. heeft afgehangen
  4. hebben afgehangen
  5. hebben afgehangen
  6. hebben afgehangen
v.v.t.
  1. had afgehangen
  2. had afgehangen
  3. had afgehangen
  4. hadden afgehangen
  5. hadden afgehangen
  6. hadden afgehangen
o.t.t.t.
  1. zal afhangen
  2. zult afhangen
  3. zal afhangen
  4. zullen afhangen
  5. zullen afhangen
  6. zullen afhangen
o.v.t.t.
  1. zou afhangen
  2. zou afhangen
  3. zou afhangen
  4. zouden afhangen
  5. zouden afhangen
  6. zouden afhangen
diversen
  1. hang af!
  2. hangt af!
  3. afgehangen
  4. afhangende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afhangen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
incliner afhangen; hangen scheeftrekken
retomber afhangen; hangen achteropraken; terugvallen
tomber afhangen; hangen afdalen; buitelen; doen neerstorten; duikelen; eraf vallen; flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; landen; naar beneden dalen; naar beneden donderen; naar beneden komen; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerdalen; neerkomen; neerstorten; omlaagkomen; omlaagstorten; omlaagvallen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; tuimelen; vallen; zakken
être accroché afhangen; hangen

Related Definitions for "afhangen":

  1. erdoor bepaald worden1
    • of we op vakantie gaan hangt af van het weer1

Wiktionary Translations for afhangen:

afhangen
verb
  1. ~ van: naargelang iets verandert mee veranderen
afhangen
verb
  1. détacher une chose de l’endroit où elle pendre.

Cross Translation:
FromToVia
afhangen dépendre depend — rely on support

External Machine Translations: