Dutch
Detailed Translations for afkoop from Dutch to French
afkoop:
Translation Matrix for afkoop:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rachat | afkoop; afkopen | loskoping; terugkoop; uitkoop |
afkoop form of afkopen:
-
afkopen (schadeloosstellen; tevredenstellen)
dédommager-
dédommager verbe (dédommage, dédommages, dédommageons, dédommagez, dédommagent, dédommageais, dédommageait, dédommagions, dédommagiez, dédommageaient, dédommageai, dédommageas, dédommagea, dédommageâmes, dédommageâtes, dédommagèrent, dédommagerai, dédommageras, dédommagera, dédommagerons, dédommagerez, dédommageront)
-
-
afkopen (schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden)
rembourser; restituer; dédommager; indemniser; racheter; acheter-
rembourser verbe (rembourse, rembourses, remboursons, remboursez, remboursent, remboursais, remboursait, remboursions, remboursiez, remboursaient, remboursai, remboursas, remboursa, remboursâmes, remboursâtes, remboursèrent, rembourserai, rembourseras, remboursera, rembourserons, rembourserez, rembourseront)
-
restituer verbe (restitue, restitues, restituons, restituez, restituent, restituais, restituait, restituions, restituiez, restituaient, restituai, restituas, restitua, restituâmes, restituâtes, restituèrent, restituerai, restitueras, restituera, restituerons, restituerez, restitueront)
-
dédommager verbe (dédommage, dédommages, dédommageons, dédommagez, dédommagent, dédommageais, dédommageait, dédommagions, dédommagiez, dédommageaient, dédommageai, dédommageas, dédommagea, dédommageâmes, dédommageâtes, dédommagèrent, dédommagerai, dédommageras, dédommagera, dédommagerons, dédommagerez, dédommageront)
-
indemniser verbe (indemnise, indemnises, indemnisons, indemnisez, indemnisent, indemnisais, indemnisait, indemnisions, indemnisiez, indemnisaient, indemnisai, indemnisas, indemnisa, indemnisâmes, indemnisâtes, indemnisèrent, indemniserai, indemniseras, indemnisera, indemniserons, indemniserez, indemniseront)
-
racheter verbe (rachète, rachètes, rachetons, rachetez, rachètent, rachetais, rachetait, rachetions, rachetiez, rachetaient, rachetai, rachetas, racheta, rachetâmes, rachetâtes, rachetèrent, rachèterai, rachèteras, rachètera, rachèterons, rachèterez, rachèteront)
-
acheter verbe (achète, achètes, achetons, achetez, achètent, achetais, achetait, achetions, achetiez, achetaient, achetai, achetas, acheta, achetâmes, achetâtes, achetèrent, achèterai, achèteras, achètera, achèterons, achèterez, achèteront)
-
Conjugations for afkopen:
o.t.t.
- koop af
- koopt af
- koopt af
- kopen af
- kopen af
- kopen af
o.v.t.
- kocht af
- kocht af
- kocht af
- kochten af
- kochten af
- kochten af
v.t.t.
- heb afgekocht
- hebt afgekocht
- heeft afgekocht
- hebben afgekocht
- hebben afgekocht
- hebben afgekocht
v.v.t.
- had afgekocht
- had afgekocht
- had afgekocht
- hadden afgekocht
- hadden afgekocht
- hadden afgekocht
o.t.t.t.
- zal afkopen
- zult afkopen
- zal afkopen
- zullen afkopen
- zullen afkopen
- zullen afkopen
o.v.t.t.
- zou afkopen
- zou afkopen
- zou afkopen
- zouden afkopen
- zouden afkopen
- zouden afkopen
diversen
- koop af!
- koopt af!
- afgekocht
- afkopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afkopen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rachat | afkoop; afkopen | loskoping; terugkoop; uitkoop |
Verb | Related Translations | Other Translations |
acheter | afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden | aankopen; aanschaffen; corrumperen; kopen; omkopen; opkopen; overnemen; verkrijgen; verwerven |
dédommager | afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; tevredenstellen; vergoeden | genoegdoen |
indemniser | afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden | belonen; betalen; bezoldigen; honoreren; salariëren |
racheter | afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden | terugkopen |
rembourser | afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden | aflossen; inlossen; restitueren |
restituer | afkopen; schadeloosstellen; terugbetalen; vergoeden | overbrengen; restitueren; retourneren; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; translateren; vertalen; vertolken; weergeven |