Dutch
Detailed Translations for afroepen from Dutch to French
afroepen:
-
afroepen (namen afroepen; omroepen)
annoncer; proclamer; faire l'appel des noms-
annoncer verbe (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
proclamer verbe (proclame, proclames, proclamons, proclamez, proclament, proclamais, proclamait, proclamions, proclamiez, proclamaient, proclamai, proclamas, proclama, proclamâmes, proclamâtes, proclamèrent, proclamerai, proclameras, proclamera, proclamerons, proclamerez, proclameront)
-
faire l'appel des noms verbe
-
-
afroepen (openbaar maken; bekend maken; afkondigen; bekendmaken; aflezen; oplezen)
annoncer; publier; proclamer; rendre publique; notifier; promulguer-
annoncer verbe (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
publier verbe (publie, publies, publions, publiez, publient, publiais, publiait, publiions, publiiez, publiaient, publiai, publias, publia, publiâmes, publiâtes, publièrent, publierai, publieras, publiera, publierons, publierez, publieront)
-
proclamer verbe (proclame, proclames, proclamons, proclamez, proclament, proclamais, proclamait, proclamions, proclamiez, proclamaient, proclamai, proclamas, proclama, proclamâmes, proclamâtes, proclamèrent, proclamerai, proclameras, proclamera, proclamerons, proclamerez, proclameront)
-
rendre publique verbe
-
notifier verbe (notifie, notifies, notifions, notifiez, notifient, notifiais, notifiait, notifiions, notifiiez, notifiaient, notifiai, notifias, notifia, notifiâmes, notifiâtes, notifièrent, notifierai, notifieras, notifiera, notifierons, notifierez, notifieront)
-
promulguer verbe (promulgue, promulgues, promulguons, promulguez, promulguent, promulguais, promulguait, promulguions, promulguiez, promulguaient, promulguai, promulguas, promulgua, promulguâmes, promulguâtes, promulguèrent, promulguerai, promulgueras, promulguera, promulguerons, promulguerez, promulgueront)
-
Conjugations for afroepen:
o.t.t.
- roep af
- roept af
- roept af
- roepen af
- roepen af
- roepen af
o.v.t.
- riep af
- riep af
- riep af
- riepen af
- riepen af
- riepen af
v.t.t.
- heb afgeroepen
- hebt afgeroepen
- heeft afgeroepen
- hebben afgeroepen
- hebben afgeroepen
- hebben afgeroepen
v.v.t.
- had afgeroepen
- had afgeroepen
- had afgeroepen
- hadden afgeroepen
- hadden afgeroepen
- hadden afgeroepen
o.t.t.t.
- zal afroepen
- zult afroepen
- zal afroepen
- zullen afroepen
- zullen afroepen
- zullen afroepen
o.v.t.t.
- zou afroepen
- zou afroepen
- zou afroepen
- zouden afroepen
- zouden afroepen
- zouden afroepen
diversen
- roep af!
- roept af!
- afgeroepen
- afroepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze