Dutch
Detailed Translations for afschotten from Dutch to French
afschotten:
-
afschotten (afschutten)
palissader; enclore; clôturer-
palissader verbe (palissade, palissades, palissadons, palissadez, palissadent, palissadais, palissadait, palissadions, palissadiez, palissadaient, palissadai, palissadas, palissada, palissadâmes, palissadâtes, palissadèrent, palissaderai, palissaderas, palissadera, palissaderons, palissaderez, palissaderont)
-
enclore verbe
-
clôturer verbe (clôture, clôtures, clôturons, clôturez, clôturent, clôturais, clôturait, clôturions, clôturiez, clôturaient, clôturai, clôturas, clôtura, clôturâmes, clôturâtes, clôturèrent, clôturerai, clôtureras, clôturera, clôturerons, clôturerez, clôtureront)
-
Conjugations for afschotten:
o.t.t.
- schot af
- schot af
- schot af
- schotten af
- schotten af
- schotten af
o.v.t.
- schotte af
- schotte af
- schotte af
- schotten af
- schotten af
- schotten af
v.t.t.
- heb afgeschot
- hebt afgeschot
- heeft afgeschot
- hebben afgeschot
- hebben afgeschot
- hebben afgeschot
v.v.t.
- had afgeschot
- had afgeschot
- had afgeschot
- hadden afgeschot
- hadden afgeschot
- hadden afgeschot
o.t.t.t.
- zal afschotten
- zult afschotten
- zal afschotten
- zullen afschotten
- zullen afschotten
- zullen afschotten
o.v.t.t.
- zou afschotten
- zou afschotten
- zou afschotten
- zouden afschotten
- zouden afschotten
- zouden afschotten
diversen
- schot af!
- schot af!
- afgeschot
- afschottende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afschotten (afschutten)
Translation Matrix for afschotten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pose d'une clôture | afschotten; afschutten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
clôturer | afschotten; afschutten | afbakenen; afdekken; afpalen; afschermen; afschutten; afsluiten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; naar einde toewerken; omheinen; omlijnen |
enclore | afschotten; afschutten | omheinen |
palissader | afschotten; afschutten | omheinen |