Dutch
Detailed Translations for afstempelen from Dutch to French
afstempelen:
-
afstempelen (stempelen; stempel opdrukken)
estampiller; timbrer; tamponner-
estampiller verbe (estampille, estampilles, estampillons, estampillez, estampillent, estampillais, estampillait, estampillions, estampilliez, estampillaient, estampillai, estampillas, estampilla, estampillâmes, estampillâtes, estampillèrent, estampillerai, estampilleras, estampillera, estampillerons, estampillerez, estampilleront)
-
timbrer verbe (timbre, timbres, timbrons, timbrez, timbrent, timbrais, timbrait, timbrions, timbriez, timbraient, timbrai, timbras, timbra, timbrâmes, timbrâtes, timbrèrent, timbrerai, timbreras, timbrera, timbrerons, timbrerez, timbreront)
-
tamponner verbe (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, tamponnent, tamponnais, tamponnait, tamponnions, tamponniez, tamponnaient, tamponnai, tamponnas, tamponna, tamponnâmes, tamponnâtes, tamponnèrent, tamponnerai, tamponneras, tamponnera, tamponnerons, tamponnerez, tamponneront)
-
Conjugations for afstempelen:
o.t.t.
- stempel af
- stempelt af
- stempelt af
- stempelen af
- stempelen af
- stempelen af
o.v.t.
- stempelde af
- stempelde af
- stempelde af
- stempelden af
- stempelden af
- stempelden af
v.t.t.
- heb afgestempeld
- hebt afgestempeld
- heeft afgestempeld
- hebben afgestempeld
- hebben afgestempeld
- hebben afgestempeld
v.v.t.
- had afgestempeld
- had afgestempeld
- had afgestempeld
- hadden afgestempeld
- hadden afgestempeld
- hadden afgestempeld
o.t.t.t.
- zal afstempelen
- zult afstempelen
- zal afstempelen
- zullen afstempelen
- zullen afstempelen
- zullen afstempelen
o.v.t.t.
- zou afstempelen
- zou afstempelen
- zou afstempelen
- zouden afstempelen
- zouden afstempelen
- zouden afstempelen
diversen
- stempel af!
- stempelt af!
- afgestempeld
- afstempelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afstempelen (stempelen)
Translation Matrix for afstempelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cachet | afstempelen; stempelen | arbeidsloon; beloning; bezoldiging; eigenschap; gage; honorarium; inktstempel; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; lakstempel; lakzegel; loon; plakzegel; salaris; soldij; stempel; stigma; traktement; verdienste; vergoeding; wedde; zegel; zegelafdruk |
estampage | afstempelen; stempelen | stempelen; stempeling |
timbrage | afstempelen; stempelen | stempelen; stempeling |
Verb | Related Translations | Other Translations |
estampiller | afstempelen; stempel opdrukken; stempelen | keurmerken |
tamponner | afstempelen; stempel opdrukken; stempelen | afbetten; betten; beuken; bevochtigen; bonken; bufferen; deppen; hameren; rammen; slaan; stempel zetten; stempelen |
timbrer | afstempelen; stempel opdrukken; stempelen | beporten; bevestigen; ergens aan bevestigen; frankeren; keurmerken; stempel zetten; stempelen; vastmaken; vastzetten |