Summary
Dutch
Detailed Translations for aftappen from Dutch to French
aftappen:
-
aftappen (tappen)
vidanger; écouler; évacuer-
vidanger verbe (vidange, vidanges, vidangeons, vidangez, vidangent, vidangeais, vidangeait, vidangions, vidangiez, vidangeaient, vidangeai, vidangeas, vidangea, vidangeâmes, vidangeâtes, vidangèrent, vidangerai, vidangeras, vidangera, vidangerons, vidangerez, vidangeront)
-
écouler verbe (écoule, écoules, écoulons, écoulez, écoulent, écoulais, écoulait, écoulions, écouliez, écoulaient, écoulai, écoulas, écoula, écoulâmes, écoulâtes, écoulèrent, écoulerai, écouleras, écoulera, écoulerons, écoulerez, écouleront)
-
évacuer verbe (évacue, évacues, évacuons, évacuez, évacuent, évacuais, évacuait, évacuions, évacuiez, évacuaient, évacuai, évacuas, évacua, évacuâmes, évacuâtes, évacuèrent, évacuerai, évacueras, évacuera, évacuerons, évacuerez, évacueront)
-
Conjugations for aftappen:
o.t.t.
- tap af
- tapt af
- tapt af
- tappen af
- tappen af
- tappen af
o.v.t.
- tapte af
- tapte af
- tapte af
- tapten af
- tapten af
- tapten af
v.t.t.
- heb afgetapt
- hebt afgetapt
- heeft afgetapt
- hebben afgetapt
- hebben afgetapt
- hebben afgetapt
v.v.t.
- had afgetapt
- had afgetapt
- had afgetapt
- hadden afgetapt
- hadden afgetapt
- hadden afgetapt
o.t.t.t.
- zal aftappen
- zult aftappen
- zal aftappen
- zullen aftappen
- zullen aftappen
- zullen aftappen
o.v.t.t.
- zou aftappen
- zou aftappen
- zou aftappen
- zouden aftappen
- zouden aftappen
- zouden aftappen
diversen
- tap af!
- tapt af!
- afgetapt
- aftappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aftappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
soutirage | aftappen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
vidanger | aftappen; tappen | |
écouler | aftappen; tappen | afvoeren; doen wegvloeien; spuien; uitwateren; water afvoeren; water lozen; wegebben |
évacuer | aftappen; tappen | afscheiden; afvoeren; evacueren; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegruimen; legen; lozen; ontruimen; ontwateren; uithalen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitwerpen |