Dutch

Detailed Translations for afwimpelen from Dutch to French

afwimpelen:

afwimpelen verbe (wimpel af, wimpelt af, wimpelde af, wimpelden af, afgewimpeld)

  1. afwimpelen (wegsturen; afschepen)
    renvoyer; repousser; rejeter; refuser; détourner; éconduire
    • renvoyer verbe (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • repousser verbe (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • rejeter verbe (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
    • refuser verbe (refuse, refuses, refusons, refusez, )
    • détourner verbe (détourne, détournes, détournons, détournez, )
    • éconduire verbe (éconduis, éconduit, éconduisons, éconduisez, )
  2. afwimpelen (abstineren; onthouden; afwijzen; bedanken; afslaan)
    repousser; rejeter; refuser; s'abstenir; s'abstenir de
    • repousser verbe (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • rejeter verbe (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
    • refuser verbe (refuse, refuses, refusons, refusez, )
    • s'abstenir verbe

Conjugations for afwimpelen:

o.t.t.
  1. wimpel af
  2. wimpelt af
  3. wimpelt af
  4. wimpelen af
  5. wimpelen af
  6. wimpelen af
o.v.t.
  1. wimpelde af
  2. wimpelde af
  3. wimpelde af
  4. wimpelden af
  5. wimpelden af
  6. wimpelden af
v.t.t.
  1. heb afgewimpeld
  2. hebt afgewimpeld
  3. heeft afgewimpeld
  4. hebben afgewimpeld
  5. hebben afgewimpeld
  6. hebben afgewimpeld
v.v.t.
  1. had afgewimpeld
  2. had afgewimpeld
  3. had afgewimpeld
  4. hadden afgewimpeld
  5. hadden afgewimpeld
  6. hadden afgewimpeld
o.t.t.t.
  1. zal afwimpelen
  2. zult afwimpelen
  3. zal afwimpelen
  4. zullen afwimpelen
  5. zullen afwimpelen
  6. zullen afwimpelen
o.v.t.t.
  1. zou afwimpelen
  2. zou afwimpelen
  3. zou afwimpelen
  4. zouden afwimpelen
  5. zouden afwimpelen
  6. zouden afwimpelen
diversen
  1. wimpel af!
  2. wimpelt af!
  3. afgewimpeld
  4. afwimpelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afwimpelen [znw.] nom

  1. afwimpelen
    le rejet

Translation Matrix for afwimpelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rejet afwimpelen afkeuring; afslaan; afwijzen; afwijzing; rejectie; terugwijzen; terugwijzing; verwerping; verworpenheid; weigeren; weigering
VerbRelated TranslationsOther Translations
détourner afschepen; afwimpelen; wegsturen afkeren; afwenden; afwentelen; afweren; draaien; keren; omkeren; omleiden; pareren; teruggaan; wenden; weren; zwenken
refuser abstineren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden; wegsturen afkeuren; afwijzen; bedanken; danken; laten passeren; terzijde schuiven; verbieden; veroordelen; versmaden; weigeren
rejeter abstineren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden; wegsturen afketsen; afschuiven; afstemmen; afweren; afwijzen; bedanken; danken; declineren; laten passeren; spruiten; teruggooien; terugwerpen; terugwijzen; uitschieten; uitschieten plantkunde; verdedigen; versmaden; verstoten; vertikken; verwaarlozen; verweren; verwerpen; wegcijferen; wegstemmen; weigeren; weren
renvoyer afschepen; afwimpelen; wegsturen afmarcheren; afnemen; afschrikken; afzonderen; bang maken; ecarteren; echoën; galmen; laten inrukken; lichten; omruilen; omwisselen; ontheffen; ontslaan; opschorten; opschuiven; opsturen; pasporteren; posten; reflecteren; rekken; resoneren; restitueren; retourneren; ruilen; schallen; sturen; terugbrengen; teruggeven; terugkaatsen; terugsturen; terugzenden; toewerpen; toezenden; uitstellen; uitsturen; verdagen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; vertragen; vervreemden; verwijderen; verwijzen naar; verwisselen; verzenden; voor zich uitschuiven; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerspiegelen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden; wisselen
repousser abstineren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden; wegsturen afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschrikken; afstemmen; afweren; afwijzen; afzonderen; bang maken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terugdrijven; terugdringen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegwerken; weren
s'abstenir abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden abstineren; vasten
s'abstenir de abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden abstineren; vasten; zich onthouden
éconduire afschepen; afwimpelen; wegsturen afpoeieren