Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. alarmeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for alarmeren from Dutch to French

alarmeren:

alarmeren verbe (alarmeer, alarmeert, alarmeerde, alarmeerden, gealarmeerd)

  1. alarmeren
    avertir; alerter; inquiéter; alarmer; mettre en garde contre; angoisser; effrayer
    • avertir verbe (avertis, avertit, avertissons, avertissez, )
    • alerter verbe (alerte, alertes, alertons, alertez, )
    • inquiéter verbe (inquiète, inquiètes, inquiétons, inquiétez, )
    • alarmer verbe (alarme, alarmes, alarmons, alarmez, )
    • angoisser verbe (angoisse, angoisses, angoissons, angoissez, )
    • effrayer verbe (effraie, effraies, effrayons, effrayez, )

Conjugations for alarmeren:

o.t.t.
  1. alarmeer
  2. alarmeert
  3. alarmeert
  4. alarmeren
  5. alarmeren
  6. alarmeren
o.v.t.
  1. alarmeerde
  2. alarmeerde
  3. alarmeerde
  4. alarmeerden
  5. alarmeerden
  6. alarmeerden
v.t.t.
  1. heb gealarmeerd
  2. hebt gealarmeerd
  3. heeft gealarmeerd
  4. hebben gealarmeerd
  5. hebben gealarmeerd
  6. hebben gealarmeerd
v.v.t.
  1. had gealarmeerd
  2. had gealarmeerd
  3. had gealarmeerd
  4. hadden gealarmeerd
  5. hadden gealarmeerd
  6. hadden gealarmeerd
o.t.t.t.
  1. zal alarmeren
  2. zult alarmeren
  3. zal alarmeren
  4. zullen alarmeren
  5. zullen alarmeren
  6. zullen alarmeren
o.v.t.t.
  1. zou alarmeren
  2. zou alarmeren
  3. zou alarmeren
  4. zouden alarmeren
  5. zouden alarmeren
  6. zouden alarmeren
diversen
  1. alarmeer!
  2. alarmeert!
  3. gealarmeerd
  4. alarmerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for alarmeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
alarmer alarmeren angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; ongerust maken; ontstellen; verontrusten; verschrikken
alerter alarmeren
angoisser alarmeren angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; benauwen; doen schrikken; intimideren; ongerust maken; terroriseren; tiranniseren; verschrikken; vrees aanjagen
avertir alarmeren ontstellen; tevoren zeggen; verontrusten; waarschuwen
effrayer alarmeren afschrikken; bang maken; beangstigen; benauwen; ongerust maken; verschrikken
inquiéter alarmeren beangstigen; benauwen; informeren; inlichten; ontstellen; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verontrusten; verwittigen; waarschuwen
mettre en garde contre alarmeren informeren; inlichten; ontstellen; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verontrusten; verwittigen; waarschuwen

Wiktionary Translations for alarmeren:

alarmeren
verb
  1. door alarm oproepen of bijeenroepen
alarmeren
verb
  1. (term, rare, sens étymologique) Faire prendre les armes à une garnison.
  1. -