Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. apart zetten:


Dutch

Detailed Translations for apart zetten from Dutch to French

apart zetten:

apart zetten verbe

  1. apart zetten (afzonderen; isoleren)
    séparer; mettre de côté; isoler; mettre à l'écart
    • séparer verbe (sépare, sépares, séparons, séparez, )
    • isoler verbe (isole, isoles, isolons, isolez, )

Translation Matrix for apart zetten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
isoler afzonderen; apart zetten; isoleren afdichten; afscheiden; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; dichten; hamsteren; isoleren; koudebestendig maken; oppotten; opzij leggen; potten
mettre de côté afzonderen; apart zetten; isoleren bewaren; hamsteren; op bankrekening zetten; opbergen; oppotten; opsparen; opzij leggen; opzijzetten; potten; reserveren; sparen; voorbehouden; wegbergen; wegzetten
mettre à l'écart afzonderen; apart zetten; isoleren eruit laten; hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten; reserveren; voorbehouden
séparer afzonderen; apart zetten; isoleren afbreken; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afzonderen; breken; delen; doorzijgen; filteren; filtreren; hamsteren; isoleren; loskoppelen; neerhalen; omverhalen; opdelen; oppotten; opsplitsen; opzij leggen; ordenen; potten; rangeren; scheiden; schiften; separeren; slopen; sorteren; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uit elkaar plaatsen; uiteengaan; uiteenplaatsen; uiteenzetten; uitsplitsen; uitzoeken; van elkaar gaan; zeven; ziften

Related Translations for apart zetten