Summary
Dutch to French: more detail...
- balanceren:
-
Wiktionary:
- balanceren → équilibrer
- balanceren → balancer
Dutch
Detailed Translations for balanceren from Dutch to French
balanceren:
-
balanceren (uitbalanceren; in evenwicht brengen)
balancer; équilibrer; mettre en équilibre; doser-
balancer verbe (balance, balances, balançons, balancez, balancent, balançais, balançait, balancions, balanciez, balançaient, balançai, balanças, balança, balançâmes, balançâtes, balancèrent, balancerai, balanceras, balancera, balancerons, balancerez, balanceront)
-
équilibrer verbe (équilibre, équilibres, équilibrons, équilibrez, équilibrent, équilibrais, équilibrait, équilibrions, équilibriez, équilibraient, équilibrai, équilibras, équilibra, équilibrâmes, équilibrâtes, équilibrèrent, équilibrerai, équilibreras, équilibrera, équilibrerons, équilibrerez, équilibreront)
-
mettre en équilibre verbe
-
doser verbe (dose, doses, dosons, dosez, dosent, dosais, dosait, dosions, dosiez, dosaient, dosai, dosas, dosa, dosâmes, dosâtes, dosèrent, doserai, doseras, dosera, doserons, doserez, doseront)
-
Conjugations for balanceren:
o.t.t.
- balanceer
- balanceert
- balanceert
- balanceren
- balanceren
- balanceren
o.v.t.
- balanceerde
- balanceerde
- balanceerde
- balanceerden
- balanceerden
- balanceerden
v.t.t.
- heb gebalanceerd
- hebt gebalanceerd
- heeft gebalanceerd
- hebben gebalanceerd
- hebben gebalanceerd
- hebben gebalanceerd
v.v.t.
- had gebalanceerd
- had gebalanceerd
- had gebalanceerd
- hadden gebalanceerd
- hadden gebalanceerd
- hadden gebalanceerd
o.t.t.t.
- zal balanceren
- zult balanceren
- zal balanceren
- zullen balanceren
- zullen balanceren
- zullen balanceren
o.v.t.t.
- zou balanceren
- zou balanceren
- zou balanceren
- zouden balanceren
- zouden balanceren
- zouden balanceren
diversen
- balanceer!
- balanceert!
- gebalanceerd
- balancerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for balanceren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
balancer | balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren | aan de zwerf zijn; aarzelen; deinen; golven; heen en weer zwaaien; rondzwerven; schommelen; slingeren; twijfelen; wankelen; weifelen; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken; zwerven; zwiepen |
doser | balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren | doseren; met mate nemen |
mettre en équilibre | balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren | |
équilibrer | balanceren; in evenwicht brengen; uitbalanceren | richten; uitbalanceren; uitlijnen |
Wiktionary Translations for balanceren:
balanceren
Cross Translation:
verb
-
evenwicht behouden om er niet vanaf te vallen
- balanceren → équilibrer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• balanceren | → balancer | ↔ balancieren — das Gleichgewicht halten |