Summary


Dutch

Detailed Translations for bedrukt from Dutch to French

bedrukt:


Translation Matrix for bedrukt:

NounRelated TranslationsOther Translations
imprimé afdruk; afdruksel; drukwerk; ets; gedrukt stuk; gravure; plaat; print; uitdraai; werk dat uit drukken bestaat
pessimiste pessimist; pessimisten; piekeraar; tobber; zwartkijker; zwartkijkers
ModifierRelated TranslationsOther Translations
abattu bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen doodgeschoten; geëxecuteerd; grauw; mismoedig; mistroostig; neerslachtig; pessimistisch; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos
accablé bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen
affligé bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen bedroefd; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; diepbedroefd; droef; droevig; excessief; extreem; grauw; heel erg; hogelijk; kommervol; mismoedig; mistroostig; neerslachtig; pessimistisch; somber; ten zeerste; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; uitermate; uiterst; verdrietig; vol met zorgen; vreugdeloos; zeer
avec une impression bedrukt; gedrukt; met een opdruk
déprimé bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen gedeprimeerd; grauw; mismoedig; mistroostig; neerslachtig; pessimistisch; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos
imprimé bedrukt; gedrukt; met een opdruk afgedrukt; gedrukt; geprint
maussade bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen beklagend; brommerig; chagrijnig; druilerig; gemelijk; grauw; humeurig; knorrig; korzelig; miezerig; mismoedig; mistroostig; mopperig; naargeestig; narrig; neerslachtig; negatief; nors; nurks; ongeanimeerd; pessimistisch; sikkeneurig; slecht gehumeurd; somber; stuurs; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; wrevelig; zeurderig; zwaarmoedig
morne bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen afgezaagd; akelig; beroerd; doods; droefgeestig; eentonig; ellendig; grauw; melancholisch; melancholische; mismoedig; misselijk; mistroostig; monotoon; naar; naargeestig; neerslachtig; onbehaaglijk; ongezellig; onpasselijk; onwel; pessimistisch; saai; slaapverwekkend; somber; suf; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vervelend; verveloos; vreugdeloos; zwaarmoedig
morose bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen akelig; bedroefd; beroerd; droef; droefgeestig; droevig; ellendig; grauw; kommervol; melancholisch; melancholische; mismoedig; misselijk; mistroostig; naar; naargeestig; narrig; neerslachtig; onbehaaglijk; ongezellig; onpasselijk; onwel; pessimistisch; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vol met zorgen; vreugdeloos; zwaarmoedig
pessimiste bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen grauw; mismoedig; mistroostig; neerslachtig; pessimistisch; piekerig; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; tobberig; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; zwaartillend
prostré bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen
triste bedrukt; gedrukt; mismoedig; moedeloos; terneergeslagen bedroefd; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; droef; droefgeestig; droevig; excessief; extreem; grauw; heel erg; hogelijk; kommervol; melancholisch; melancholische; mistroostig; naar; naargeestig; onbehaaglijk; ongezellig; pessimistisch; smartelijk; somber; ten zeerste; terneergeslagen; triest; troosteloos; uitermate; uiterst; verdrietig; verdrietig makend; vol met zorgen; vreugdeloos; zeer; zwaarmoedig

Related Words for "bedrukt":

  • bedruktheid

bedrukken:

bedrukken verbe (bedruk, bedrukt, bedrukte, bedrukten, bedrukt)

  1. bedrukken (opdrukken; overdrukken)
    imprimer
    • imprimer verbe (imprime, imprimes, imprimons, imprimez, )

Conjugations for bedrukken:

o.t.t.
  1. bedruk
  2. bedrukt
  3. bedrukt
  4. bedrukken
  5. bedrukken
  6. bedrukken
o.v.t.
  1. bedrukte
  2. bedrukte
  3. bedrukte
  4. bedrukten
  5. bedrukten
  6. bedrukten
v.t.t.
  1. heb bedrukt
  2. hebt bedrukt
  3. heeft bedrukt
  4. hebben bedrukt
  5. hebben bedrukt
  6. hebben bedrukt
v.v.t.
  1. had bedrukt
  2. had bedrukt
  3. had bedrukt
  4. hadden bedrukt
  5. hadden bedrukt
  6. hadden bedrukt
o.t.t.t.
  1. zal bedrukken
  2. zult bedrukken
  3. zal bedrukken
  4. zullen bedrukken
  5. zullen bedrukken
  6. zullen bedrukken
o.v.t.t.
  1. zou bedrukken
  2. zou bedrukken
  3. zou bedrukken
  4. zouden bedrukken
  5. zouden bedrukken
  6. zouden bedrukken
en verder
  1. ben bedrukt
  2. bent bedrukt
  3. is bedrukt
  4. zijn bedrukt
  5. zijn bedrukt
  6. zijn bedrukt
diversen
  1. bedruk!
  2. bedrukt!
  3. bedrukt
  4. bedrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bedrukken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
imprimer bedrukken; opdrukken; overdrukken boekdrukken; prenten; printen

Wiktionary Translations for bedrukken:


Cross Translation:
FromToVia
bedrukken rabaisser; déprécier dampen — depress, lessen

External Machine Translations:

Related Translations for bedrukt