Summary
Dutch to French: more detail...
- belastend:
- belasten:
-
Wiktionary:
- belasten → charger, se charger de, prendre en charge, imposer
- belasten → charger, armer
Dutch
Detailed Translations for belastend from Dutch to French
belastend:
-
belastend (bezwarend)
Translation Matrix for belastend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
défavorable | belastend; bezwarend | nadelig; ongunstig; onvoordelig |
préjudiciable | belastend; bezwarend |
belastend form of belasten:
-
belasten (opdragen)
charger; importuner; accabler-
charger verbe (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
importuner verbe (importune, importunes, importunons, importunez, importunent, importunais, importunait, importunions, importuniez, importunaient, importunai, importunas, importuna, importunâmes, importunâtes, importunèrent, importunerai, importuneras, importunera, importunerons, importunerez, importuneront)
-
accabler verbe (accable, accables, accablons, accablez, accablent, accablais, accablait, accablions, accabliez, accablaient, accablai, accablas, accabla, accablâmes, accablâtes, accablèrent, accablerai, accableras, accablera, accablerons, accablerez, accableront)
-
Conjugations for belasten:
o.t.t.
- belast
- belast
- belast
- belasten
- belasten
- belasten
o.v.t.
- belastte
- belastte
- belastte
- belastten
- belastten
- belastten
v.t.t.
- heb belast
- hebt belast
- heeft belast
- hebben belast
- hebben belast
- hebben belast
v.v.t.
- had belast
- had belast
- had belast
- hadden belast
- hadden belast
- hadden belast
o.t.t.t.
- zal belasten
- zult belasten
- zal belasten
- zullen belasten
- zullen belasten
- zullen belasten
o.v.t.t.
- zou belasten
- zou belasten
- zou belasten
- zouden belasten
- zouden belasten
- zouden belasten
diversen
- belast!
- belast!
- belast
- belastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for belasten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
accabler | belasten; opdragen | overbluffen; overdonderen |
charger | belasten; opdragen | aandikken; aanklagen; aantijgen; beladen; beschuldigen; betichten; bevelen; bevrachten; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; incrimineren; inladen; insinueren; laden; op iets laden; opblazen; opdragen; opkloppen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opschroeven; opvullen; overdreven voorstellen; overdrijven; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken |
importuner | belasten; opdragen | koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; ontrieven; pesten; plagen; sarren; tarten; teisteren; tergen; treiteren |
Wiktionary Translations for belasten:
belasten
Cross Translation:
verb
belasten
-
gewichten plaatsen op
- belasten → charger
-
zich ~ met: de verantwoordelijkheid of uitvoering van iets op zich nemen
- belasten → se charger de; prendre en charge
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• belasten | → charger; armer | ↔ charge — to place a burden upon, to assign a duty |
External Machine Translations: