Summary
Dutch
Detailed Translations for beschonken from Dutch to French
beschonken:
-
beschonken (dronken; ladderzat; zat; bezopen)
-
beschonken (tipsy; aangeschoten; beneveld; teut)
pompette; enivré; éméché; un peu ivre; gris; pris de vin-
pompette adj
-
enivré adj
-
éméché adj
-
un peu ivre adj
-
gris adj
-
pris de vin adj
-
-
beschonken (aangeschoten; beneveld; dronken)
Translation Matrix for beschonken:
Related Words for "beschonken":
Wiktionary Translations for beschonken:
beschonken form of beschenken:
-
beschenken (begiftigen; bedelen)
douer; gratifier; doter de; assister-
douer verbe
-
gratifier verbe (gratifie, gratifies, gratifions, gratifiez, gratifient, gratifiais, gratifiait, gratifiions, gratifiiez, gratifiaient, gratifiai, gratifias, gratifia, gratifiâmes, gratifiâtes, gratifièrent, gratifierai, gratifieras, gratifiera, gratifierons, gratifierez, gratifieront)
-
doter de verbe
-
assister verbe (assiste, assistes, assistons, assistez, assistent, assistais, assistait, assistions, assistiez, assistaient, assistai, assistas, assista, assistâmes, assistâtes, assistèrent, assisterai, assisteras, assistera, assisterons, assisterez, assisteront)
-
Conjugations for beschenken:
o.t.t.
- beschenk
- beschenkt
- beschenkt
- beschenken
- beschenken
- beschenken
o.v.t.
- beschonk
- beschonk
- beschonk
- beschonken
- beschonken
- beschonken
v.t.t.
- heb beschonken
- hebt beschonken
- heeft beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
v.v.t.
- had beschonken
- had beschonken
- had beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
o.t.t.t.
- zal beschenken
- zult beschenken
- zal beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
o.v.t.t.
- zou beschenken
- zou beschenken
- zou beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
diversen
- beschenk!
- beschenkt!
- beschonken
- beschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beschenken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
assister | bedelen; begiftigen; beschenken | assisteren; behulpzaam zijn; bijspringen; bijstaan; doorhelpen; gedienstig zijn; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen |
doter de | bedelen; begiftigen; beschenken | |
douer | bedelen; begiftigen; beschenken | |
gratifier | bedelen; begiftigen; beschenken | begunstigen; bevoordelen; doneren; geven; schenken; voorschuiven; voortrekken |