Dutch
Detailed Translations for bespikkelen from Dutch to French
bespikkelen:
-
bespikkelen (stippelen)
pointiller; tacheter-
pointiller verbe (pointille, pointilles, pointillons, pointillez, pointillent, pointillais, pointillait, pointillions, pointilliez, pointillaient, pointillai, pointillas, pointilla, pointillâmes, pointillâtes, pointillèrent, pointillerai, pointilleras, pointillera, pointillerons, pointillerez, pointilleront)
-
tacheter verbe (tachette, tachettes, tachetons, tachetez, tachettent, tachetais, tachetait, tachetions, tachetiez, tachetaient, tachetai, tachetas, tacheta, tachetâmes, tachetâtes, tachetèrent, tachetterai, tachetteras, tachettera, tachetterons, tachetterez, tachetteront)
-
Conjugations for bespikkelen:
o.t.t.
- bespikkel
- bespikkelt
- bespikkelt
- bespikkelen
- bespikkelen
- bespikkelen
o.v.t.
- bespikkelde
- bespikkelde
- bespikkelde
- bespikkelden
- bespikkelden
- bespikkelden
v.t.t.
- heb bespikkeld
- hebt bespikkeld
- heeft bespikkeld
- hebben bespikkeld
- hebben bespikkeld
- hebben bespikkeld
v.v.t.
- had bespikkeld
- had bespikkeld
- had bespikkeld
- hadden bespikkeld
- hadden bespikkeld
- hadden bespikkeld
o.t.t.t.
- zal bespikkelen
- zult bespikkelen
- zal bespikkelen
- zullen bespikkelen
- zullen bespikkelen
- zullen bespikkelen
o.v.t.t.
- zou bespikkelen
- zou bespikkelen
- zou bespikkelen
- zouden bespikkelen
- zouden bespikkelen
- zouden bespikkelen
diversen
- bespikkel!
- bespikkelt!
- bespikkeld
- bespikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bespikkelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
pointiller | bespikkelen; stippelen | stippellijnen trekken; stippen |
tacheter | bespikkelen; stippelen |
Wiktionary Translations for bespikkelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bespikkelen | → tacheter; moucheter | ↔ fleck — mark with small spots |