Dutch

Detailed Translations for bijstaan from Dutch to French

bijstaan:

bijstaan verbe (sta bij, staat bij, stond bij, stonden bij, bijgestaan)

  1. bijstaan (helpen; assisteren; ondersteunen; )
    aider; assister; prêter son aide; tendre la main; seconder; rendre service; secourir; être au service de; venir en aide de; servir; dépanner; être utile à; être serviable; soigner; montrer de l'obligeance
    • aider verbe (aide, aides, aidons, aidez, )
    • assister verbe (assiste, assistes, assistons, assistez, )
    • seconder verbe (seconde, secondes, secondons, secondez, )
    • secourir verbe (secours, secourt, secourons, secourez, )
    • servir verbe (sers, sert, servons, servez, )
    • dépanner verbe (dépanne, dépannes, dépannons, dépannez, )
    • soigner verbe (soigne, soignes, soignons, soignez, )

Conjugations for bijstaan:

o.t.t.
  1. sta bij
  2. staat bij
  3. staat bij
  4. staan bij
  5. staan bij
  6. staan bij
o.v.t.
  1. stond bij
  2. stond bij
  3. stond bij
  4. stonden bij
  5. stonden bij
  6. stonden bij
v.t.t.
  1. heb bijgestaan
  2. hebt bijgestaan
  3. heeft bijgestaan
  4. hebben bijgestaan
  5. hebben bijgestaan
  6. hebben bijgestaan
v.v.t.
  1. had bijgestaan
  2. had bijgestaan
  3. had bijgestaan
  4. hadden bijgestaan
  5. hadden bijgestaan
  6. hadden bijgestaan
o.t.t.t.
  1. zal bijstaan
  2. zult bijstaan
  3. zal bijstaan
  4. zullen bijstaan
  5. zullen bijstaan
  6. zullen bijstaan
o.v.t.t.
  1. zou bijstaan
  2. zou bijstaan
  3. zou bijstaan
  4. zouden bijstaan
  5. zouden bijstaan
  6. zouden bijstaan
diversen
  1. sta bij!
  2. staat bij!
  3. bijgestaan
  4. bijstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijstaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aider assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; behulpzaam zijn; bemoedigen; bijdragen; bijspringen; coöpereren; gedienstig zijn; goeddoen; handreiken; helpen; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; meehelpen; meewerken; ondersteunen; opbeuren; troosten; verder helpen; verderhelpen; vertroosten; vooruithelpen; weldoen
assister assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; bedelen; begiftigen; behulpzaam zijn; beschenken; doorhelpen; gedienstig zijn; handreiken
dépanner assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen bijspringen; fiksen; goedmaken; herstellen; iemand vervangen; maken; rechtzetten; repareren
montrer de l'obligeance assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
prêter son aide assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
rendre service assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen bijspringen; blij maken; goeddoen; helpen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; weldoen
seconder assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behulpzaam zijn; bijspringen; gedienstig zijn; meehelpen
secourir assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen bijspringen; goeddoen; helpen; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; meehelpen; weldoen
servir assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aan tafel bedienen; bedienen; dienen; distribueren; eten opscheppen; fungeren; gerieven; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; opscheppen; optreden als; ronddelen; serveren; uitreiken; van dienst zijn; verdelen; verstrekken; voorschotelen; voorzetten
soigner assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behandelen; bekommeren; onder behandeling nemen; verplegen; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor iemand
tendre la main assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen bijspringen; goeddoen; helpen; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; weldoen
venir en aide de assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; bijspringen; goeddoen; handreiken; helpen; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; weldoen
être au service de assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen gerieven
être serviable assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behulpzaam zijn; gedienstig zijn
être utile à assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen gerieven

Wiktionary Translations for bijstaan:

bijstaan
Cross Translation:
FromToVia
bijstaan aider aid — to support
bijstaan aider; assister assist — help

External Machine Translations: