Summary
Dutch
Detailed Translations for blokkeren from Dutch to French
blokkeren:
-
blokkeren (stremmen)
bloquer; barrer; fermer-
bloquer verbe (bloque, bloques, bloquons, bloquez, bloquent, bloquais, bloquait, bloquions, bloquiez, bloquaient, bloquai, bloquas, bloqua, bloquâmes, bloquâtes, bloquèrent, bloquerai, bloqueras, bloquera, bloquerons, bloquerez, bloqueront)
-
barrer verbe (barre, barres, barrons, barrez, barrent, barrais, barrait, barrions, barriez, barraient, barrai, barras, barra, barrâmes, barrâtes, barrèrent, barrerai, barreras, barrera, barrerons, barrerez, barreront)
-
fermer verbe (ferme, fermes, fermons, fermez, ferment, fermais, fermait, fermions, fermiez, fermaient, fermai, fermas, ferma, fermâmes, fermâtes, fermèrent, fermerai, fermeras, fermera, fermerons, fermerez, fermeront)
-
-
blokkeren
Conjugations for blokkeren:
o.t.t.
- blokkeer
- blokkeert
- blokkeert
- blokkeren
- blokkeren
- blokkeren
o.v.t.
- blokkeerde
- blokkeerde
- blokkeerde
- blokkeerden
- blokkeerden
- blokkeerden
v.t.t.
- heb geblokkeerd
- hebt geblokkeerd
- heeft geblokkeerd
- hebben geblokkeerd
- hebben geblokkeerd
- hebben geblokkeerd
v.v.t.
- had geblokkeerd
- had geblokkeerd
- had geblokkeerd
- hadden geblokkeerd
- hadden geblokkeerd
- hadden geblokkeerd
o.t.t.t.
- zal blokkeren
- zult blokkeren
- zal blokkeren
- zullen blokkeren
- zullen blokkeren
- zullen blokkeren
o.v.t.t.
- zou blokkeren
- zou blokkeren
- zou blokkeren
- zouden blokkeren
- zouden blokkeren
- zouden blokkeren
en verder
- ben geblokkeerd
- bent geblokkeerd
- is geblokkeerd
- zijn geblokkeerd
- zijn geblokkeerd
- zijn geblokkeerd
diversen
- blokkeer!
- blokkeert!
- geblokkeerd
- blokkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze