Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. blozen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for blozen from Dutch to French

blozen:

blozen verbe (bloos, bloost, bloosde, bloosden, gebloosd)

  1. blozen (gloeien; rood worden; kleuren)
    rougir; avoir un teint coloré
    • rougir verbe (rougis, rougit, rougissons, rougissez, )

Conjugations for blozen:

o.t.t.
  1. bloos
  2. bloost
  3. bloost
  4. blozen
  5. blozen
  6. blozen
o.v.t.
  1. bloosde
  2. bloosde
  3. bloosde
  4. bloosden
  5. bloosden
  6. bloosden
v.t.t.
  1. heb gebloosd
  2. hebt gebloosd
  3. heeft gebloosd
  4. hebben gebloosd
  5. hebben gebloosd
  6. hebben gebloosd
v.v.t.
  1. had gebloosd
  2. had gebloosd
  3. had gebloosd
  4. hadden gebloosd
  5. hadden gebloosd
  6. hadden gebloosd
o.t.t.t.
  1. zal blozen
  2. zult blozen
  3. zal blozen
  4. zullen blozen
  5. zullen blozen
  6. zullen blozen
o.v.t.t.
  1. zou blozen
  2. zou blozen
  3. zou blozen
  4. zouden blozen
  5. zouden blozen
  6. zouden blozen
diversen
  1. bloos!
  2. bloost!
  3. gebloosd
  4. blozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blozen [znw.] nom

  1. blozen (roodheid)
    la rougeur

Translation Matrix for blozen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rougeur blozen; roodheid blos; kleur; kleurtje; opvlieging; tint; toon; vapeur
VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir un teint coloré blozen; gloeien; kleuren; rood worden
rougir blozen; gloeien; kleuren; rood worden beschaamd voelen; rood aanlopen; rood worden; schamen; zich schamen

Wiktionary Translations for blozen:

blozen
verb
  1. trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge.

Cross Translation:
FromToVia
blozen cramoisir; empourprer; rougir blush — to redden in the face from shame, excitement or embarrassment
blozen rougir color — become red through increased blood flow
blozen rougir flush — to become suffused with reddish color