Noun | Related Translations | Other Translations |
conception de la vie
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
filosofie; levensbeschouwing; levensopvatting; levensovertuiging; metafysica; wereldbeschouwing; wijsbegeerte
|
confession
|
biecht; confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bekentenis; belijdenis; geloofsbekentenis; geloofsbelijdenis; gemoedsuiting; kerkgenootschap; ontboezeming
|
conviction religieuse
|
bekennen; confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
geloof; godsdienst; religie
|
convictions
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
filosofie; levensbeschouwing; levensopvatting; levensovertuiging; metafysica; wereldbeschouwing; wijsbegeerte
|
croyance
|
bekennen; confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
overtuigdheid; overtuiging
|
croyances religieuses
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
|
culte
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
aanbidden; cultus; eerbied; eerbiedigen; geloof; godsdienst; godsverering; kerkdienst; prijzen; religie; roemen; verering; verheerlijken; verheerlijking; verheffen
|
disposition
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
aanvoelen; beschikbaarheid; beschikking; bui; compromis; conditie; feeling; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; geneigdheid; gevoel; gezindheid; hang; humeur; inborst; inclinatie; indeling; neiging; staat; stemming; temperament; toestand; vergelijk
|
esprit
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
aardigheid; bewustzijn; brein; brille; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestigheid; geestverschijning; gein; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; genie; grap; hersens; humor; inborst; intellect; intelligentie; inzicht; rede; schim; spiritus; spook; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
|
foi
|
bekennen; confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
geloof; gelovigheid; godsdienst; godsvrucht; godvrezendheid; godvruchtigheid; religie; vroomheid
|
humeur
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bui; geestesgesteldheid; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; inborst; instelling; kuur; luim; nuk; psychische toestand; stemming; temperament
|
philosophie
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
filosofie; levensbeschouwing; levensopvatting; levensovertuiging; levenswijsheid; metafysica; wereldbeschouwing; wijsbegeerte
|
religion
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
geloof; godsdienst; religie
|
état d'âme
|
confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
|
bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; inborst; instelling; psychische toestand; stemming; temperament
|