Dutch
Detailed Translations for devalueren from Dutch to French
devalueren:
-
devalueren (afwaarderen)
dévaloriser; dévaluer-
dévaloriser verbe (dévalorise, dévalorises, dévalorisons, dévalorisez, dévalorisent, dévalorisais, dévalorisait, dévalorisions, dévalorisiez, dévalorisaient, dévalorisai, dévalorisas, dévalorisa, dévalorisâmes, dévalorisâtes, dévalorisèrent, dévaloriserai, dévaloriseras, dévalorisera, dévaloriserons, dévaloriserez, dévaloriseront)
-
dévaluer verbe (dévalue, dévalues, dévaluons, dévaluez, dévaluent, dévaluais, dévaluait, dévaluions, dévaluiez, dévaluaient, dévaluai, dévaluas, dévalua, dévaluâmes, dévaluâtes, dévaluèrent, dévaluerai, dévalueras, dévaluera, dévaluerons, dévaluerez, dévalueront)
-
Conjugations for devalueren:
o.t.t.
- devalueer
- devalueert
- devalueert
- devalueren
- devalueren
- devalueren
o.v.t.
- devalueerde
- devalueerde
- devalueerde
- devalueerden
- devalueerden
- devalueerden
v.t.t.
- heb gedevalueerd
- hebt gedevalueerd
- heeft gedevalueerd
- hebben gedevalueerd
- hebben gedevalueerd
- hebben gedevalueerd
v.v.t.
- had gedevalueerd
- had gedevalueerd
- had gedevalueerd
- hadden gedevalueerd
- hadden gedevalueerd
- hadden gedevalueerd
o.t.t.t.
- zal devalueren
- zult devalueren
- zal devalueren
- zullen devalueren
- zullen devalueren
- zullen devalueren
o.v.t.t.
- zou devalueren
- zou devalueren
- zou devalueren
- zouden devalueren
- zouden devalueren
- zouden devalueren
en verder
- is gedevalueerd
- zijn gedevalueerd
diversen
- devalueer!
- devalueert!
- gedevalueerd
- devaluerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
devalueren (afwaarderen)
la dévaluation
Translation Matrix for devalueren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dévaluation | afwaarderen; devalueren | afschrijving; afwaardering; devaluatie; ontwaarding; waardevermindering |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dévaloriser | afwaarderen; devalueren | |
dévaluer | afwaarderen; devalueren |