Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. droogleggen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for droogleggen from Dutch to French

droogleggen:

droogleggen verbe (leg droog, legt droog, legde droog, legden droog, drooggelegd)

  1. droogleggen (inpolderen; indijken)

Conjugations for droogleggen:

o.t.t.
  1. leg droog
  2. legt droog
  3. legt droog
  4. leggen droog
  5. leggen droog
  6. leggen droog
o.v.t.
  1. legde droog
  2. legde droog
  3. legde droog
  4. legden droog
  5. legden droog
  6. legden droog
v.t.t.
  1. heb drooggelegd
  2. hebt drooggelegd
  3. heeft drooggelegd
  4. hebben drooggelegd
  5. hebben drooggelegd
  6. hebben drooggelegd
v.v.t.
  1. had drooggelegd
  2. had drooggelegd
  3. had drooggelegd
  4. hadden drooggelegd
  5. hadden drooggelegd
  6. hadden drooggelegd
o.t.t.t.
  1. zal droogleggen
  2. zult droogleggen
  3. zal droogleggen
  4. zullen droogleggen
  5. zullen droogleggen
  6. zullen droogleggen
o.v.t.t.
  1. zou droogleggen
  2. zou droogleggen
  3. zou droogleggen
  4. zouden droogleggen
  5. zouden droogleggen
  6. zouden droogleggen
en verder
  1. is drooggelegd
  2. zijn drooggelegd
diversen
  1. leg droog!
  2. legt droog!
  3. drooggelegd
  4. droogleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for droogleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
poldériser droogleggen; indijken; inpolderen
transformer en polder droogleggen; indijken; inpolderen

Wiktionary Translations for droogleggen:

droogleggen