Dutch
Detailed Translations for escorteren from Dutch to French
escorteren:
-
escorteren (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; volgen; meegaan; geleiden; meelopen)
accompagner; conduire; escorter; mener; chaperonner-
accompagner verbe (accompagne, accompagnes, accompagnons, accompagnez, accompagnent, accompagnais, accompagnait, accompagnions, accompagniez, accompagnaient, accompagnai, accompagnas, accompagna, accompagnâmes, accompagnâtes, accompagnèrent, accompagnerai, accompagneras, accompagnera, accompagnerons, accompagnerez, accompagneront)
-
conduire verbe (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
escorter verbe (escorte, escortes, escortons, escortez, escortent, escortais, escortait, escortions, escortiez, escortaient, escortai, escortas, escorta, escortâmes, escortâtes, escortèrent, escorterai, escorteras, escortera, escorterons, escorterez, escorteront)
-
mener verbe (mène, mènes, menons, menez, mènent, menais, menait, menions, meniez, menaient, menai, menas, mena, menâmes, menâtes, menèrent, mènerai, mèneras, mènera, mènerons, mènerez, mèneront)
-
chaperonner verbe (chaperonne, chaperonnes, chaperonnons, chaperonnez, chaperonnent, chaperonnais, chaperonnait, chaperonnions, chaperonniez, chaperonnaient, chaperonnai, chaperonnas, chaperonna, chaperonnâmes, chaperonnâtes, chaperonnèrent, chaperonnerai, chaperonneras, chaperonnera, chaperonnerons, chaperonnerez, chaperonneront)
-
Conjugations for escorteren:
o.t.t.
- escorteer
- escorteert
- escorteert
- escorteren
- escorteren
- escorteren
o.v.t.
- escorteerde
- escorteerde
- escorteerde
- escorteerden
- escorteerden
- escorteerden
v.t.t.
- heb geëscorteerd
- hebt geëscorteerd
- heeft geëscorteerd
- hebben geëscorteerd
- hebben geëscorteerd
- hebben geëscorteerd
v.v.t.
- had geëscorteerd
- had geëscorteerd
- had geëscorteerd
- hadden geëscorteerd
- hadden geëscorteerd
- hadden geëscorteerd
o.t.t.t.
- zal escorteren
- zult escorteren
- zal escorteren
- zullen escorteren
- zullen escorteren
- zullen escorteren
o.v.t.t.
- zou escorteren
- zou escorteren
- zou escorteren
- zouden escorteren
- zouden escorteren
- zouden escorteren
en verder
- ben geëscorteerd
- bent geëscorteerd
- is geëscorteerd
- zijn geëscorteerd
- zijn geëscorteerd
- zijn geëscorteerd
diversen
- escorteer!
- escorteert!
- geëscorteerd
- escorterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze