Summary


Dutch

Detailed Translations for gekruid from Dutch to French

gekruid:


Translation Matrix for gekruid:

NounRelated TranslationsOther Translations
fort burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
piquant hatelijke opmerking; hatelijkheid; impuls; prikkel; sarcasme; stekeligheid; stimulans
relevé overzicht; rekeningoverzicht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aromatique gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig aromatisch
assaisonné gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig
corsé gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig hartig; pittig; pittig gesprek; stevig
fort gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; ferm; fiks; flink; formidabel; fors; forse; geanimeerd; geweldig; gezet; grievend; hard; hardop; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; intens; intensief; krachtig; krenkend; kwetsend; lawaaierig; levendig; lijvig; luid; luid klinkend; luidruchtig; potig; prachtig; robuust; rumoerig; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
pimenté gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig opwindend; pikant; sexy
piquant gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig fel; hanig; heet; met sarcasme; met stekels; opwindend; pikant; pinnig; pittig; sarcastisch; scherp; scherp van smaak; sexy; smaak prikkelend; snibbig; stekelig; stekend; vinnig; vlijmend; vlijmscherp
poivré gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig pikant
relevé gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig pikant
salé gekruid; gepeperd; hartig; kruidig; pittig gepekeld; gezouten; hartig; pikant; zout; zoutig
épicé gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig heet; pikant; scherp; scherp van smaak

Wiktionary Translations for gekruid:


Cross Translation:
FromToVia
gekruid épicé spicy — containing spice

gekruid form of kruien:

kruien verbe (krui, kruit, kruide, kruiden, gekruid)

  1. kruien (karren)
    brouetter; transporter dans une brouettte
    • brouetter verbe (brouette, brouettes, brouettons, brouettez, )

Conjugations for kruien:

o.t.t.
  1. krui
  2. kruit
  3. kruit
  4. kruien
  5. kruien
  6. kruien
o.v.t.
  1. kruide
  2. kruide
  3. kruide
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruien
  2. zult kruien
  3. zal kruien
  4. zullen kruien
  5. zullen kruien
  6. zullen kruien
o.v.t.t.
  1. zou kruien
  2. zou kruien
  3. zou kruien
  4. zouden kruien
  5. zouden kruien
  6. zouden kruien
diversen
  1. krui!
  2. kruit!
  3. gekruid
  4. kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
brouetter karren; kruien
transporter dans une brouettte karren; kruien

kruiden:

kruiden [de ~] nom, pluriel

  1. de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
    l'épices; l'aromates
  2. de kruiden (kruiderij)
    l'épices; le condiments

kruiden verbe (kruid, kruidt, kruidde, kruidden, gekruid)

  1. kruiden (kruiden toevoegen)
    épicer; pimenter
    • épicer verbe (épice, épices, épiçons, épicez, )
    • pimenter verbe (pimente, pimentes, pimentons, pimentez, )

Conjugations for kruiden:

o.t.t.
  1. kruid
  2. kruidt
  3. kruidt
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
o.v.t.
  1. kruidde
  2. kruidde
  3. kruidde
  4. kruidden
  5. kruidden
  6. kruidden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruiden
  2. zult kruiden
  3. zal kruiden
  4. zullen kruiden
  5. zullen kruiden
  6. zullen kruiden
o.v.t.t.
  1. zou kruiden
  2. zou kruiden
  3. zou kruiden
  4. zouden kruiden
  5. zouden kruiden
  6. zouden kruiden
en verder
  1. ben gekruid
  2. bent gekruid
  3. is gekruid
  4. zijn gekruid
  5. zijn gekruid
  6. zijn gekruid
diversen
  1. kruid!
  2. kruidt!
  3. gekruid
  4. kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
aromates kruiden; smaakstoffen; specerijen
condiments kruiden; kruiderij
épices kruiden; kruiderij; smaakstoffen; specerijen smaakmaker
VerbRelated TranslationsOther Translations
pimenter kruiden; kruiden toevoegen marineren; toebereiden
épicer kruiden; kruiden toevoegen marineren; toebereiden

Wiktionary Translations for kruiden:

kruiden
verb
  1. specerij bij een gerecht doen
kruiden
verb
  1. En cuisine
noun
  1. (cuisine) herbes menues qui se mettent sur la salade ou qui s’emploient dans les ragoûts, comme l’estragon, le cerfeuil, le persil, la pimprenelle, etc.

Cross Translation:
FromToVia
kruiden condiment; épice GewürzPflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern
kruiden épicer; assaisonner season — to flavour food
kruiden épicer spice — to add spice or spices to