Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. geladen:
  2. laden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geladen from Dutch to French

geladen:


laden:

laden verbe (laad, laadt, laadde, laadden, geladen)

  1. laden (bevrachten; beladen)
    charger; recharger; affréter; fréter; équiper
    • charger verbe (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • recharger verbe (recharge, recharges, rechargeons, rechargez, )
    • affréter verbe (affrète, affrètes, affrétons, affrétez, )
    • fréter verbe (frète, frètes, frétons, frétez, )
    • équiper verbe (équipe, équipes, équipons, équipez, )
  2. laden (inladen)
    embarquer; charger; affréter
    • embarquer verbe (embarque, embarques, embarquons, embarquez, )
    • charger verbe (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • affréter verbe (affrète, affrètes, affrétons, affrétez, )
  3. laden (geweer laden)
    charger; charger un fusil
    • charger verbe (charge, charges, chargeons, chargez, )

Conjugations for laden:

o.t.t.
  1. laad
  2. laadt
  3. laadt
  4. laden
  5. laden
  6. laden
o.v.t.
  1. laadde
  2. laadde
  3. laadde
  4. laadden
  5. laadden
  6. laadden
v.t.t.
  1. heb geladen
  2. hebt geladen
  3. heeft geladen
  4. hebben geladen
  5. hebben geladen
  6. hebben geladen
v.v.t.
  1. had geladen
  2. had geladen
  3. had geladen
  4. hadden geladen
  5. hadden geladen
  6. hadden geladen
o.t.t.t.
  1. zal laden
  2. zult laden
  3. zal laden
  4. zullen laden
  5. zullen laden
  6. zullen laden
o.v.t.t.
  1. zou laden
  2. zou laden
  3. zou laden
  4. zouden laden
  5. zouden laden
  6. zouden laden
diversen
  1. laad!
  2. laadt!
  3. geladen
  4. ladend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

laden [het ~] nom

  1. het laden
    le chargement

Translation Matrix for laden:

NounRelated TranslationsOther Translations
chargement laden afvoer; bevrachting; electrische lading; inlading; inscheping; lading; overbrenging; scheepslading; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer; vracht; vrachtvervoer; wagonlading; wegtransport; wegvervoer
VerbRelated TranslationsOther Translations
affréter beladen; bevrachten; inladen; laden
charger beladen; bevrachten; geweer laden; inladen; laden aandikken; aanklagen; aantijgen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; gewicht toevoegen; incrimineren; insinueren; op iets laden; opblazen; opdragen; opkloppen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opschroeven; opvullen; overdreven voorstellen; overdrijven; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken
charger un fusil geweer laden; laden
embarquer inladen; laden aan boord gaan; aan boord klimmen; afreizen; heengaan; inschepen; scheep gaan; van wal gaan; van wal steken; verdwijnen; verlaten; verschepen; wegreizen; wegtrekken
fréter beladen; bevrachten; laden
recharger beladen; bevrachten; laden herladen; op iets laden; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden
équiper beladen; bevrachten; laden bemannen; optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren

Wiktionary Translations for laden:

laden
Cross Translation:
FromToVia
laden charger load — to fill with munition
laden charger load — to read into memory