Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gerealiseerd:
  2. realiseren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gerealiseerd from Dutch to French

gerealiseerd:

gerealiseerd adj

  1. gerealiseerd (verwezenlijkt; verwerkelijkt)

Translation Matrix for gerealiseerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
réalisé gerealiseerd; verwerkelijkt; verwezenlijkt doorgevoerd; geboren; gecreëerd; gemaakt; geproduceerd; geschapen; ter wereld gekomen; vervaardigd

realiseren:

realiseren verbe (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)

  1. realiseren (beseffen; onderkennen; inzien; doorzien)
    concevoir; se rendre compte; percevoir; reconnaître; entendre; saisir; voir; percer
    • concevoir verbe (conçois, conçoit, concevons, concevez, )
    • percevoir verbe (perçois, perçoit, percevons, percevez, )
    • reconnaître verbe (reconnais, reconnaît, reconnaissons, reconnaissez, )
    • entendre verbe (entends, entend, entendons, entendez, )
    • saisir verbe (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • voir verbe (vois, voit, voyons, voyez, )
    • percer verbe (perce, perces, perçons, percez, )
  2. realiseren (verwerkelijken; bewerkstelligen; verwezenlijken)
    réaliser; accomplir; développer; effectuer
    • réaliser verbe (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • accomplir verbe (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • développer verbe (développe, développes, développons, développez, )
    • effectuer verbe (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )

Conjugations for realiseren:

o.t.t.
  1. realiseer
  2. realiseert
  3. realiseert
  4. realiseren
  5. realiseren
  6. realiseren
o.v.t.
  1. realiseerde
  2. realiseerde
  3. realiseerde
  4. realiseerden
  5. realiseerden
  6. realiseerden
v.t.t.
  1. heb gerealiseerd
  2. hebt gerealiseerd
  3. heeft gerealiseerd
  4. hebben gerealiseerd
  5. hebben gerealiseerd
  6. hebben gerealiseerd
v.v.t.
  1. had gerealiseerd
  2. had gerealiseerd
  3. had gerealiseerd
  4. hadden gerealiseerd
  5. hadden gerealiseerd
  6. hadden gerealiseerd
o.t.t.t.
  1. zal realiseren
  2. zult realiseren
  3. zal realiseren
  4. zullen realiseren
  5. zullen realiseren
  6. zullen realiseren
o.v.t.t.
  1. zou realiseren
  2. zou realiseren
  3. zou realiseren
  4. zouden realiseren
  5. zouden realiseren
  6. zouden realiseren
en verder
  1. is geraliseerd
  2. zijn gerealiseerd
diversen
  1. realiseer!
  2. realiseert!
  3. gerealiseerd
  4. realiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for realiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
accomplir bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken afkrijgen; afleggen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; fixen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; meters maken; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; voor elkaar krijgen; waarmaken; zich voltrekken
concevoir beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; beramen; concipiëren; doorzien hebben; in het leven roepen; inzien; maken; met het verstand vatten; ontwerpen; plannen; ramen; schatten; scheppen; snappen; taxeren; verstaan
développer bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken evolueren; expanderen; ontplooien; ontwikkelen; openen; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
effectuer bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; arbeiden; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; controleren; een einde maken aan; fixen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; nagaan; nakijken; totstandbrengen; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
entendre beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanhoren; bedoelen; begrijpen; beluisteren; doorzien hebben; ergens iets mee willen zeggen; geluid waarnemen; grijpen; horen; inzien; klauwen; luisteren; opvatten; pakken; te horen krijgen; toehoren; vangen; vatten; vernemen; verstrikken
percer beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanboren; binnensteken; boren; doorboren; doorbreken; doordringen; doorkomen; doorlekken; doorprikken; doorschijnen; doorsteken; erdoor steken; gaatjes maken in; inprenten; inprikken; insteken; laten doorsijpelen; omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; op het hart drukken; openprikken; opensteken; penetreren; percoleren; perforeren; ploegen; priemen; prikken in; spitten
percevoir beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; eisen; gadeslaan; geld in ontvangst nemen; gewaarworden; horen; iets voelen; incasseren; inmanen; innen; invorderen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; verkrijgen; verwerven; voelen; vorderen; waarnemen; zien
reconnaître beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aftasten; als waar erkennen; autoriseren; bevoelen; erkennen; herkennen; onderzoeken; toegeven; vergunnen; verkennen
réaliser bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken arbeiden; bedingen; begrijpen; behalen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; iets bemachtigen; in het leven roepen; inzien; klaarspelen; lappen; maken; met het verstand vatten; regisseren; scheppen; snappen; te pakken krijgen; ten gelde maken; tot stand brengen; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; voor elkaar krijgen; werken; winnen; zich voltrekken
saisir beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen
se rendre compte beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; inzien; met het verstand vatten; snappen
voir beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aankijken; aanschouwen; begrijpen; bekijken; bemerken; bespeuren; bezichtigen; blikken; blikken werpen; doornemen; gadeslaan; gewaarworden; horen; inspecteren; inzien; kijken; merken; met het verstand vatten; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; snappen; staren; te zien krijgen; toeschouwen; turen; voelen; waarnemen; zien

Wiktionary Translations for realiseren:

realiseren
Cross Translation:
FromToVia
realiseren réaliser; accomplir achieve — to carry out successfully; to accomplish
realiseren atteindre attain — to accomplish; to achieve
realiseren réaliser realize — to make real
realiseren réaliser realisieren — sich einer Sache bewusst werden
realiseren réaliser realisieren — einen Plan verwirklichen, in die Tat umsetzen