Dutch
Detailed Translations for globaliseren from Dutch to French
globaliseren:
-
globaliseren (generaliseren; veralgemenen; veralgemeniseren)
généraliser-
généraliser verbe (généralise, généralises, généralisons, généralisez, généralisent, généralisais, généralisait, généralisions, généralisiez, généralisaient, généralisai, généralisas, généralisa, généralisâmes, généralisâtes, généralisèrent, généraliserai, généraliseras, généralisera, généraliserons, généraliserez, généraliseront)
-
Conjugations for globaliseren:
o.t.t.
- globaliseer
- globaliseert
- globaliseert
- globaliseren
- globaliseren
- globaliseren
o.v.t.
- globaliseerde
- globaliseerde
- globaliseerde
- globaliseerden
- globaliseerden
- globaliseerden
v.t.t.
- heb geglobaliseerd
- hebt geglobaliseerd
- heeft geglobaliseerd
- hebben geglobaliseerd
- hebben geglobaliseerd
- hebben geglobaliseerd
v.v.t.
- had geglobaliseerd
- had geglobaliseerd
- had geglobaliseerd
- hadden geglobaliseerd
- hadden geglobaliseerd
- hadden geglobaliseerd
o.t.t.t.
- zal globaliseren
- zult globaliseren
- zal globaliseren
- zullen globaliseren
- zullen globaliseren
- zullen globaliseren
o.v.t.t.
- zou globaliseren
- zou globaliseren
- zou globaliseren
- zouden globaliseren
- zouden globaliseren
- zouden globaliseren
en verder
- ben geglobaliseerd
- bent geglobaliseerd
- is geglobaliseerd
- zijn geglobaliseerd
- zijn geglobaliseerd
- zijn geglobaliseerd
diversen
- globaliseer!
- globaliseert!
- geglobaliseerd
- globaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for globaliseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
généraliser | generaliseren; globaliseren; veralgemenen; veralgemeniseren | over één kam scheren |