Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. groot worden:


Dutch

Detailed Translations for groot worden from Dutch to French

groot worden:

groot worden verbe

  1. groot worden (opgroeien; groeien)
    grandir; croître; pousser; dominer; s'envoler
    • grandir verbe (grandis, grandit, grandissons, grandissez, )
    • croître verbe (croîs, croît, croissons, croissez, )
    • pousser verbe (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • dominer verbe (domine, domines, dominons, dominez, )
    • s'envoler verbe

Translation Matrix for groot worden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
croître groeien; groot worden; opgroeien aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opzetten; rijzen; stijgen; tieren; toenemen; vermeerderen; wassen
dominer groeien; groot worden; opgroeien bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; in bedwang houden; intomen; macht uitoefenen; machtiger zijn; matigen; onder gezag brengen; onderdrukken; onderwerpen; overheersen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; regeren; terughouden; uitrijzen; uittorenen; zich meester maken van
grandir groeien; groot worden; opgroeien aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog schieten; omhooggaan; omhoogrijzen; omhoogstijgen; oprijzen; opschieten; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uit de grond schieten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden
pousser groeien; groot worden; opgroeien aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
s'envoler groeien; groot worden; opgroeien afreizen; afspatten; afspringen; afvliegen; fladderen; omhoogkomen; omvliegen; opstappen; opstijgen; opstuiven; opvliegen; opwaaien; opwaarts vliegen; smeren; uitvliegen; vertrekken; verwaaien; verwijderen; wapperen; weggaan; wegreizen; wegstuiven; wegtrekken; wegvliegen; wegwaaien

External Machine Translations:

Related Translations for groot worden