Dutch

Detailed Translations for gunnen from Dutch to French

gunnen:

gunnen verbe (gun, gunt, gunde, gunden, gegund)

  1. gunnen (gunst verlenen)
    permettre; prêter; donner; accéder; consentir à; accorder; procurer; livrer; fournir; distribuer; satisfaire à
    • permettre verbe (permets, permet, permettons, permettez, )
    • prêter verbe (prête, prêtes, prêtons, prêtez, )
    • donner verbe (donne, donnes, donnons, donnez, )
    • accéder verbe (accède, accèdes, accédons, accédez, )
    • consentir à verbe
    • accorder verbe (accorde, accordes, accordons, accordez, )
    • procurer verbe (procure, procures, procurons, procurez, )
    • livrer verbe (livre, livres, livrons, livrez, )
    • fournir verbe (fournis, fournit, fournissons, fournissez, )
    • distribuer verbe (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )
  2. gunnen (toebedelen; toewijzen; toekennen; iets toekennen)
    assigner; attribuer; accorder; consentir; concéder
    • assigner verbe (assigne, assignes, assignons, assignez, )
    • attribuer verbe (attribue, attribues, attribuons, attribuez, )
    • accorder verbe (accorde, accordes, accordons, accordez, )
    • consentir verbe (consens, consent, consentons, consentez, )
    • concéder verbe (concède, concèdes, concédons, concédez, )
  3. gunnen (toestaan; laten; permitteren; )
    laisser; permettre; consentir à; agréer; consentir; approuver; concéder; tolérer; admettre; déclarer bon
    • laisser verbe (laisse, laisses, laissons, laissez, )
    • permettre verbe (permets, permet, permettons, permettez, )
    • consentir à verbe
    • agréer verbe (agrée, agrées, agréons, agréez, )
    • consentir verbe (consens, consent, consentons, consentez, )
    • approuver verbe (approuve, approuves, approuvons, approuvez, )
    • concéder verbe (concède, concèdes, concédons, concédez, )
    • tolérer verbe (tolère, tolères, tolérons, tolérez, )
    • admettre verbe (admets, admet, admettons, admettez, )

Conjugations for gunnen:

o.t.t.
  1. gun
  2. gunt
  3. gunt
  4. gunnen
  5. gunnen
  6. gunnen
o.v.t.
  1. gunde
  2. gunde
  3. gunde
  4. gunden
  5. gunden
  6. gunden
v.t.t.
  1. heb gegund
  2. hebt gegund
  3. heeft gegund
  4. hebben gegund
  5. hebben gegund
  6. hebben gegund
v.v.t.
  1. had gegund
  2. had gegund
  3. had gegund
  4. hadden gegund
  5. hadden gegund
  6. hadden gegund
o.t.t.t.
  1. zal gunnen
  2. zult gunnen
  3. zal gunnen
  4. zullen gunnen
  5. zullen gunnen
  6. zullen gunnen
o.v.t.t.
  1. zou gunnen
  2. zou gunnen
  3. zou gunnen
  4. zouden gunnen
  5. zouden gunnen
  6. zouden gunnen
en verder
  1. is gegund
  2. zijn gegund
diversen
  1. gun!
  2. gunt!
  3. gegund
  4. gunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gunnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
donner weggeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
accorder gunnen; gunst verlenen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afspreken; afstaan; afstellen; afstemmen; akkoord gaan; autoriseren; doneren; gelijkschakelen; geven; goed vinden; iets overeenkomen; instemmen; inwilligen; laten; overeenbrengen; overgeven; permitteren; schenken; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen
accéder gunnen; gunst verlenen inwilligen; toestaan; vergunnen
admettre dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen aannemen; aantrekken; aanvaarden; accepteren; afgeven; als waar erkennen; autoriseren; bekennen; binnen laten; dulden; erkennen; erop achteruitgaan; gedogen; geld inleveren; iemand toelaten; inlaten; inleveren; laten; overhandigen; permitteren; rekruteren; ronselen; toegang verschaffen; toegeven; toelaten; tolereren; vergunnen
agréer dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; inwilligen; toestaan; vergunnen; zich laten welgevallen
approuver dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; billijken; fiatteren; gelijk geven; goedkeuren; goedvinden; instemmen; onderschrijven; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; toestaan; toestemmen in; toestemming verlenen
assigner gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen bevelen; commanderen; dagen; dagvaarden; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; toewijzen; verordenen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
attribuer gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen autoriseren; toeschrijven; toewijzen; vergunnen
concéder dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; inwilligen; laten; permitteren; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen afstaan; goed vinden; laten; overgeven; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen
consentir dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; inwilligen; laten; permitteren; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen akkoord gaan; akkoord gaan met; autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; fiatteren; gedogen; gelijk geven; getroosten; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; instemmen; kloppen met; moeite doen; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; stroken; stroken met; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
consentir à dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; eens worden; inwilligen; overeenkomen; overeenstemmen; toekennen; toestaan; vergunnen; verlenen
distribuer gunnen; gunst verlenen afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; distribueren; geven; rondbrengen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondzenden; schenken; thuisbezorgen; uitdelen; uitkeren; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken
donner gunnen; gunst verlenen aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; declareren; doneren; geven; offreren; overgeven; overhandigen; presenteren; reiken; schenken; ten huwelijk geven; toebrengen; toedragen; toesteken; toevoeren; uithuwelijken; uithuwen; vergeven; verlenen; verstrekken; weggeven; wegschenken; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
déclarer bon dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
fournir gunnen; gunst verlenen aan tafel bedienen; aanleveren; afleveren; bedienen; bestellen; bezorgen; brengen; distribueren; fourneren; geven; leveren; opdienen; opdissen; overhandigen; rondbrengen; ronddelen; schenken; thuisbezorgen; toeleveren; uitreiken; verdelen; verlenen; verschaffen; verstrekken; versturen; voorzetten; zenden; zich iets verschaffen
laisser dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen achterlaten; afstaan; bevrijden; ermee uitscheiden; iemand iets nalaten; in vrijheid stellen; laten staan; legateren; loslaten; losmaken; nalaten; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; teruglaten; uitscheiden; van de boeien ontdoen; vererven; vermaken; veronachtzamen; vrijlaten
livrer gunnen; gunst verlenen aangeven; aanleveren; aanreiken; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; leveren; opbrengen; opleveren; overgeven; overhandigen; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; toedragen; toeleveren; toesteken; toevoeren; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
permettre dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; dulden; fiatteren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; horen; in staat stellen; inwilligen; laten; mogelijk maken; permitteren; te horen krijgen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; vernemen; veroorloven
procurer gunnen; gunst verlenen aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; distribueren; geven; leveren; overhandigen; ronddelen; schenken; toeleveren; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken
prêter gunnen; gunst verlenen krediet verlenen; lombarderen; voorschieten
satisfaire à gunnen; gunst verlenen horen; inwilligen; te horen krijgen; toestaan; vergunnen; vernemen
tolérer dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen autoriseren; doorleven; doorstaan; dulden; gedogen; horen; laten; permitteren; te horen krijgen; toelaten; tolereren; velen; verdragen; verduren; vergunnen; vernemen; verteren

Related Translations for gunnen