Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. hardrijden:


Dutch

Detailed Translations for hardrijden from Dutch to French

hardrijden:

hardrijden verbe (rijd hard, rijdt hard, reed hard, reden hard, hardgereden)

  1. hardrijden
    foncer; courir; conduire vite; conduire rapidement
    • foncer verbe (fonce, fonces, fonçons, foncez, )
    • courir verbe (cours, court, courons, courez, )

Conjugations for hardrijden:

o.t.t.
  1. rijd hard
  2. rijdt hard
  3. rijdt hard
  4. rijden hard
  5. rijden hard
  6. rijden hard
o.v.t.
  1. reed hard
  2. reed hard
  3. reed hard
  4. reden hard
  5. reden hard
  6. reden hard
v.t.t.
  1. heb hardgereden
  2. hebt hardgereden
  3. heeft hardgereden
  4. hebben hardgereden
  5. hebben hardgereden
  6. hebben hardgereden
v.v.t.
  1. had hardgereden
  2. had hardgereden
  3. had hardgereden
  4. hadden hardgereden
  5. hadden hardgereden
  6. hadden hardgereden
o.t.t.t.
  1. zal hardrijden
  2. zult hardrijden
  3. zal hardrijden
  4. zullen hardrijden
  5. zullen hardrijden
  6. zullen hardrijden
o.v.t.t.
  1. zou hardrijden
  2. zou hardrijden
  3. zou hardrijden
  4. zouden hardrijden
  5. zouden hardrijden
  6. zouden hardrijden
diversen
  1. rijd hard!
  2. rijdt hard!
  3. hardgereden
  4. hardrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hardrijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
conduire rapidement hardrijden
conduire vite hardrijden
courir hardrijden azen; draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hollen; jachten; jakkeren; motorracen; opjagen; pezen; prooizoeken; racen; rennen; reppen; snellen; spoeden; sprinten
foncer hardrijden jachten; jakkeren; motorracen; racen; reppen; sjezen; snel gaan; spoeden