Dutch
Detailed Translations for hechten aan from Dutch to French
hechten aan:
-
hechten aan (blijven bij)
tenir à; rester accroché à; adhérer; s'en tenir à; s'attacher à-
tenir à verbe
-
rester accroché à verbe
-
adhérer verbe (adhère, adhères, adhérons, adhérez, adhèrent, adhérais, adhérait, adhérions, adhériez, adhéraient, adhérai, adhéras, adhéra, adhérâmes, adhérâtes, adhérèrent, adhérerai, adhéreras, adhérera, adhérerons, adhérerez, adhéreront)
-
s'en tenir à verbe
-
s'attacher à verbe
-
Translation Matrix for hechten aan:
Wiktionary Translations for hechten aan:
hechten aan
verb
-
ressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose.
-
Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
-
priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur.
aanhechten:
-
aanhechten (bevestigen; hechten)
attacher; fixer; assujettir; rattacher; caler-
attacher verbe (attache, attaches, attachons, attachez, attachent, attachais, attachait, attachions, attachiez, attachaient, attachai, attachas, attacha, attachâmes, attachâtes, attachèrent, attacherai, attacheras, attachera, attacherons, attacherez, attacheront)
-
fixer verbe (fixe, fixes, fixons, fixez, fixent, fixais, fixait, fixions, fixiez, fixaient, fixai, fixas, fixa, fixâmes, fixâtes, fixèrent, fixerai, fixeras, fixera, fixerons, fixerez, fixeront)
-
assujettir verbe (assujettis, assujettit, assujettissons, assujettissez, assujettissent, assujettissais, assujettissait, assujettissions, assujettissiez, assujettissaient, assujettîmes, assujettîtes, assujettirent, assujettirai, assujettiras, assujettira, assujettirons, assujettirez, assujettiront)
-
rattacher verbe (rattache, rattaches, rattachons, rattachez, rattachent, rattachais, rattachait, rattachions, rattachiez, rattachaient, rattachai, rattachas, rattacha, rattachâmes, rattachâtes, rattachèrent, rattacherai, rattacheras, rattachera, rattacherons, rattacherez, rattacheront)
-
caler verbe
-
-
aanhechten (vastnieten; nieten)
Conjugations for aanhechten:
o.t.t.
- hecht aan
- hecht aan
- hecht aan
- hechten aan
- hechten aan
- hechten aan
o.v.t.
- hechtte aan
- hechtte aan
- hechtte aan
- hechtten aan
- hechtten aan
- hechtten aan
v.t.t.
- heb aangehecht
- hebt aangehecht
- heeft aangehecht
- hebben aangehecht
- hebben aangehecht
- hebben aangehecht
v.v.t.
- had aangehecht
- had aangehecht
- had aangehecht
- hadden aangehecht
- hadden aangehecht
- hadden aangehecht
o.t.t.t.
- zal aanhechten
- zult aanhechten
- zal aanhechten
- zullen aanhechten
- zullen aanhechten
- zullen aanhechten
o.v.t.t.
- zou aanhechten
- zou aanhechten
- zou aanhechten
- zouden aanhechten
- zouden aanhechten
- zouden aanhechten
diversen
- hecht aan!
- hecht aan!
- aangehecht
- aanhechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanhechten (voorplakken; voorzetten; voorvoegen)
-
aanhechten (vasthechten)
Translation Matrix for aanhechten:
Wiktionary Translations for aanhechten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanhechten | → appendre; suspendre; ajouter | ↔ append — To hang or attach to, as by a string |