Dutch
Detailed Translations for het onderspit delven from Dutch to French
het onderspit delven:
het onderspit delven verbe (delf het onderspit, delft het onderspit, delfde het onderspit, delfden het onderspit, het onderspit gedelfd)
-
het onderspit delven (bezwijken; tenondergaan; afleggen)
succomber; céder; répandre; écorcher; s'écrouler-
succomber verbe (succombe, succombes, succombons, succombez, succombent, succombais, succombait, succombions, succombiez, succombaient, succombai, succombas, succomba, succombâmes, succombâtes, succombèrent, succomberai, succomberas, succombera, succomberons, succomberez, succomberont)
-
céder verbe (cède, cèdes, cédons, cédez, cèdent, cédais, cédait, cédions, cédiez, cédaient, cédai, cédas, céda, cédâmes, cédâtes, cédèrent, céderai, céderas, cédera, céderons, céderez, céderont)
-
répandre verbe (répands, répand, répandons, répandez, répandent, répandais, répandait, répandions, répandiez, répandaient, répandis, répandit, répandîmes, répandîtes, répandirent, répandrai, répandras, répandra, répandrons, répandrez, répandront)
-
écorcher verbe (écorche, écorches, écorchons, écorchez, écorchent, écorchais, écorchait, écorchions, écorchiez, écorchaient, écorchai, écorchas, écorcha, écorchâmes, écorchâtes, écorchèrent, écorcherai, écorcheras, écorchera, écorcherons, écorcherez, écorcheront)
-
s'écrouler verbe
-
-
het onderspit delven (strijd verliezen; tenondergaan)
céder; succomber; s'écrouler; flancher-
céder verbe (cède, cèdes, cédons, cédez, cèdent, cédais, cédait, cédions, cédiez, cédaient, cédai, cédas, céda, cédâmes, cédâtes, cédèrent, céderai, céderas, cédera, céderons, céderez, céderont)
-
succomber verbe (succombe, succombes, succombons, succombez, succombent, succombais, succombait, succombions, succombiez, succombaient, succombai, succombas, succomba, succombâmes, succombâtes, succombèrent, succomberai, succomberas, succombera, succomberons, succomberez, succomberont)
-
s'écrouler verbe
-
flancher verbe (flanche, flanches, flanchons, flanchez, flanchent, flanchais, flanchait, flanchions, flanchiez, flanchaient, flanchai, flanchas, flancha, flanchâmes, flanchâtes, flanchèrent, flancherai, flancheras, flanchera, flancherons, flancherez, flancheront)
-
Conjugations for het onderspit delven:
o.t.t.
- delf het onderspit
- delft het onderspit
- delft het onderspit
- delven het onderspit
- delven het onderspit
- delven het onderspit
o.v.t.
- delfde het onderspit
- delfde het onderspit
- delfde het onderspit
- delfden het onderspit
- delfden het onderspit
- delfden het onderspit
v.t.t.
- heb het onderspit gedelfd
- hebt het onderspit gedelfd
- heeft het onderspit gedelfd
- hebben het onderspit gedelfd
- hebben het onderspit gedelfd
- hebben het onderspit gedelfd
v.v.t.
- had het onderspit gedelfd
- had het onderspit gedelfd
- had het onderspit gedelfd
- hadden het onderspit gedelfd
- hadden het onderspit gedelfd
- hadden het onderspit gedelfd
o.t.t.t.
- zal het onderspit delven
- zult het onderspit delven
- zal het onderspit delven
- zullen het onderspit delven
- zullen het onderspit delven
- zullen het onderspit delven
o.v.t.t.
- zou het onderspit delven
- zou het onderspit delven
- zou het onderspit delven
- zouden het onderspit delven
- zouden het onderspit delven
- zouden het onderspit delven
diversen
- delf het onderspit!
- delft het onderspit!
- het onderspit gedelfd
- het onderspit delvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze