Dutch
Detailed Translations for ijl from Dutch to French
ijl:
-
ijl (haastigheid; haast; spoed; overijling; gehaastheid)
-
ijl (topsnelheid; maximumsnelheid; hoogste snelheid)
Translation Matrix for ijl:
Related Words for "ijl":
ijl form of ijlen:
-
ijlen (onzin uitkramen; raaskallen; kletsen; onzin verkopen; wartaal spreken)
-
ijlen (zich spoeden; haasten; jagen; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; spoeden)
se dépêcher; presser; se presser; se précipiter; traquer; hâter; se hâter-
se dépêcher verbe
-
presser verbe (presse, presses, pressons, pressez, pressent, pressais, pressait, pressions, pressiez, pressaient, pressai, pressas, pressa, pressâmes, pressâtes, pressèrent, presserai, presseras, pressera, presserons, presserez, presseront)
-
se presser verbe
-
se précipiter verbe
-
traquer verbe (traque, traques, traquons, traquez, traquent, traquais, traquait, traquions, traquiez, traquaient, traquai, traquas, traqua, traquâmes, traquâtes, traquèrent, traquerai, traqueras, traquera, traquerons, traquerez, traqueront)
-
hâter verbe (hâte, hâtes, hâtons, hâtez, hâtent, hâtais, hâtait, hâtions, hâtiez, hâtaient, hâtai, hâtas, hâta, hâtâmes, hâtâtes, hâtèrent, hâterai, hâteras, hâtera, hâterons, hâterez, hâteront)
-
se hâter verbe
-
-
ijlen (zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren)
se dépêcher; se précipiter; se hâter; se presser; s'empresser-
se dépêcher verbe
-
se précipiter verbe
-
se hâter verbe
-
se presser verbe
-
s'empresser verbe
-
Conjugations for ijlen:
o.t.t.
- ijl
- ijlt
- ijlt
- ijlen
- ijlen
- ijlen
o.v.t.
- ijlde
- ijlde
- ijlde
- ijlden
- ijlden
- ijlden
v.t.t.
- heb geijld
- hebt geijld
- heeft geijld
- hebben geijld
- hebben geijld
- hebben geijld
v.v.t.
- had geijld
- had geijld
- had geijld
- hadden geijld
- hadden geijld
- hadden geijld
o.t.t.t.
- zal ijlen
- zult ijlen
- zal ijlen
- zullen ijlen
- zullen ijlen
- zullen ijlen
o.v.t.t.
- zou ijlen
- zou ijlen
- zou ijlen
- zouden ijlen
- zouden ijlen
- zouden ijlen
en verder
- ben geijld
- bent geijld
- is geijld
- zijn geijld
- zijn geijld
- zijn geijld
diversen
- ijl!
- ijlt!
- geijld
- ijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze