Dutch
Detailed Translations for impregneren from Dutch to French
impregneren:
-
impregneren (doordrenken)
imprégner; tremper; imbiber-
imprégner verbe (imprègne, imprègnes, imprégnons, imprégnez, imprègnent, imprégnais, imprégnait, imprégnions, imprégniez, imprégnaient, imprégnai, imprégnas, imprégna, imprégnâmes, imprégnâtes, imprégnèrent, imprégnerai, imprégneras, imprégnera, imprégnerons, imprégnerez, imprégneront)
-
tremper verbe (trempe, trempes, trempons, trempez, trempent, trempais, trempait, trempions, trempiez, trempaient, trempai, trempas, trempa, trempâmes, trempâtes, trempèrent, tremperai, tremperas, trempera, tremperons, tremperez, tremperont)
-
imbiber verbe (imbibe, imbibes, imbibons, imbibez, imbibent, imbibais, imbibait, imbibions, imbibiez, imbibaient, imbibai, imbibas, imbiba, imbibâmes, imbibâtes, imbibèrent, imbiberai, imbiberas, imbibera, imbiberons, imbiberez, imbiberont)
-
Conjugations for impregneren:
o.t.t.
- impregneer
- impregneert
- impregneert
- impregneren
- impregneren
- impregneren
o.v.t.
- impregneerde
- impregneerde
- impregneerde
- impregneerden
- impregneerden
- impregneerden
v.t.t.
- heb geïmpregneerd
- hebt geïmpregneerd
- heeft geïmpregneerd
- hebben geïmpregneerd
- hebben geïmpregneerd
- hebben geïmpregneerd
v.v.t.
- had geïmpregneerd
- had geïmpregneerd
- had geïmpregneerd
- hadden geïmpregneerd
- hadden geïmpregneerd
- hadden geïmpregneerd
o.t.t.t.
- zal impregneren
- zult impregneren
- zal impregneren
- zullen impregneren
- zullen impregneren
- zullen impregneren
o.v.t.t.
- zou impregneren
- zou impregneren
- zou impregneren
- zouden impregneren
- zouden impregneren
- zouden impregneren
en verder
- is geïmpregneerd
- zijn geïmpregneerd
diversen
- impregneer!
- impregneert!
- geïmpregneerd
- impregnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for impregneren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
imbiber | doordrenken; impregneren | |
imprégner | doordrenken; impregneren | |
tremper | doordrenken; impregneren | bevochtigen; dippen; dompelen; dompelen in; dompen; doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; harden; in de week zetten; indompelen; kantelen; kiepen; nat maken; omver kiepen; onderdompelen; onderduwen; ontharden; stalen; uitharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken |