Dutch
Detailed Translations for in staat zijn from Dutch to French
in staat zijn:
in staat zijn verbe (ben in staat, bent in staat, is in staat, was in staat, waren in staat, in staat geweest)
-
in staat zijn (kunnen; vermogen)
pouvoir; savoir; être capable de; savoir faire; être en état de; avoir le sens de-
pouvoir verbe (peux, peut, pouvons, pouvez, peuvent, pouvais, pouvait, pouvions, pouviez, pouvaient, pus, put, pûmes, pûtes, purent, pourrai, pourras, pourra, pourrons, pourrez, pourront)
-
savoir verbe (sais, sait, savons, savez, savent, savais, savait, savions, saviez, savaient, sus, sut, sûmes, sûtes, surent, saurai, sauras, saura, saurons, saurez, sauront)
-
être capable de verbe
-
savoir faire verbe
-
être en état de verbe
-
avoir le sens de verbe
-
Conjugations for in staat zijn:
o.t.t.
- ben in staat
- bent in staat
- is in staat
- zijn in staat
- zijn in staat
- zijn in staat
o.v.t.
- was in staat
- was in staat
- was in staat
- waren in staat
- waren in staat
- waren in staat
v.t.t.
- ben in staat geweest
- bent in staat geweest
- is in staat geweest
- zijn in staat geweest
- zijn in staat geweest
- zijn in staat geweest
v.v.t.
- was in staat geweest
- was in staat geweest
- was in staat geweest
- waren in staat geweest
- waren in staat geweest
- waren in staat geweest
o.t.t.t.
- zal in staat zijn
- zult in staat zijn
- zal in staat zijn
- zullen in staat zijn
- zullen in staat zijn
- zullen in staat zijn
o.v.t.t.
- zou in staat zijn
- zou in staat zijn
- zou in staat zijn
- zouden in staat zijn
- zouden in staat zijn
- zouden in staat zijn
diversen
- ben in staat!
- bent in staat!
- in staat geweest
- in staat zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for in staat zijn:
Noun | Related Translations | Other Translations |
pouvoir | autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbers; heerschappij; kracht; licentie; macht; mandaat; procuratie; vergunning; vermogen; volmacht; voogdij; zeggenschap | |
savoir | geleerdheid; handigheid; kennis; kneep; kunde; kundigheid; kunst; toer; truc; weten; wetenschap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
avoir le sens de | in staat zijn; kunnen; vermogen | |
pouvoir | in staat zijn; kunnen; vermogen | iets mogen; mogen |
savoir | in staat zijn; kunnen; vermogen | op de hoogte zijn; weten |
savoir faire | in staat zijn; kunnen; vermogen | |
être capable de | in staat zijn; kunnen; vermogen | |
être en état de | in staat zijn; kunnen; vermogen |