Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inhakken:


Dutch

Detailed Translations for inhakken from Dutch to French

inhakken:

inhakken verbe (hak in, hakt in, hakte in, hakten in, ingehakt)

  1. inhakken (inhouwen)
    entailler
    • entailler verbe (entaille, entailles, entaillons, entaillez, )

Conjugations for inhakken:

o.t.t.
  1. hak in
  2. hakt in
  3. hakt in
  4. hakken in
  5. hakken in
  6. hakken in
o.v.t.
  1. hakte in
  2. hakte in
  3. hakte in
  4. hakten in
  5. hakten in
  6. hakten in
v.t.t.
  1. heb ingehakt
  2. hebt ingehakt
  3. heeft ingehakt
  4. hebben ingehakt
  5. hebben ingehakt
  6. hebben ingehakt
v.v.t.
  1. had ingehakt
  2. had ingehakt
  3. had ingehakt
  4. hadden ingehakt
  5. hadden ingehakt
  6. hadden ingehakt
o.t.t.t.
  1. zal inhakken
  2. zult inhakken
  3. zal inhakken
  4. zullen inhakken
  5. zullen inhakken
  6. zullen inhakken
o.v.t.t.
  1. zou inhakken
  2. zou inhakken
  3. zou inhakken
  4. zouden inhakken
  5. zouden inhakken
  6. zouden inhakken
diversen
  1. hak in!
  2. hakt in!
  3. ingehakt
  4. inhakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inhakken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entailler inhakken; inhouwen creneleren; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; snijwerk maken