Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inlas:
  2. inlassen:
  3. inlezen:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inlas from Dutch to French

inlas:

inlas [de ~] nom

  1. de inlas (ingevoegd stuk; invoeging)
    l'insertion; l'intercalation

Translation Matrix for inlas:

NounRelated TranslationsOther Translations
insertion ingevoegd stuk; inlas; invoeging het plaatsen; inlassing; inschuiving; invoeging; opname; opvang; plaatsing; tussenschuiving; tussenvoeging; tussenvoegsel
intercalation ingevoegd stuk; inlas; invoeging inlassing; invoeging; tussenvoeging; tussenvoegsel; tussenzetten
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
insertion invoegen

Related Words for "inlas":


inlas form of inlassen:

inlassen verbe (las in, last in, laste in, lasten in, ingelast)

  1. inlassen
    insérer; intercaler
    • insérer verbe (insère, insères, insérons, insérez, )
    • intercaler verbe (intercale, intercales, intercalons, intercalez, )

Conjugations for inlassen:

o.t.t.
  1. las in
  2. last in
  3. last in
  4. lassen in
  5. lassen in
  6. lassen in
o.v.t.
  1. laste in
  2. laste in
  3. laste in
  4. lasten in
  5. lasten in
  6. lasten in
v.t.t.
  1. heb ingelast
  2. hebt ingelast
  3. heeft ingelast
  4. hebben ingelast
  5. hebben ingelast
  6. hebben ingelast
v.v.t.
  1. had ingelast
  2. had ingelast
  3. had ingelast
  4. hadden ingelast
  5. hadden ingelast
  6. hadden ingelast
o.t.t.t.
  1. zal inlassen
  2. zult inlassen
  3. zal inlassen
  4. zullen inlassen
  5. zullen inlassen
  6. zullen inlassen
o.v.t.t.
  1. zou inlassen
  2. zou inlassen
  3. zou inlassen
  4. zouden inlassen
  5. zouden inlassen
  6. zouden inlassen
en verder
  1. ben ingelast
  2. bent ingelast
  3. is ingelast
  4. zijn ingelast
  5. zijn ingelast
  6. zijn ingelast
diversen
  1. las in!
  2. last in!
  3. ingelast
  4. inlassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inlassen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
insérer inlassen bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; bijzetten; erbij voegen; inbedden; inbouwen; inbrengen; inleggen; inpassen; invoegen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; passen in; plaatsen; toevoegen; tussen zetten; tussenleggen; zetten
intercaler inlassen inbrengen; inleggen; inpassen; invoegen; passen in; tussen zetten; tussenlassen; tussenleggen

Related Words for "inlassen":


inlas form of inlezen:

inlezen verbe (lees in, leest in, las in, lazen in, ingelezen)

  1. inlezen

Conjugations for inlezen:

o.t.t.
  1. lees in
  2. leest in
  3. leest in
  4. lezen in
  5. lezen in
  6. lezen in
o.v.t.
  1. las in
  2. las in
  3. las in
  4. lazen in
  5. lazen in
  6. lazen in
v.t.t.
  1. heb ingelezen
  2. hebt ingelezen
  3. heeft ingelezen
  4. hebben ingelezen
  5. hebben ingelezen
  6. hebben ingelezen
v.v.t.
  1. had ingelezen
  2. had ingelezen
  3. had ingelezen
  4. hadden ingelezen
  5. hadden ingelezen
  6. hadden ingelezen
o.t.t.t.
  1. zal inlezen
  2. zult inlezen
  3. zal inlezen
  4. zullen inlezen
  5. zullen inlezen
  6. zullen inlezen
o.v.t.t.
  1. zou inlezen
  2. zou inlezen
  3. zou inlezen
  4. zouden inlezen
  5. zouden inlezen
  6. zouden inlezen
en verder
  1. ben ingelezen
  2. bent ingelezen
  3. is ingelezen
  4. zijn ingelezen
  5. zijn ingelezen
  6. zijn ingelezen
diversen
  1. lees in!
  2. leest in!
  3. ingelezen
  4. inlezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inlezen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se familiariser avec un sujet inlezen

Wiktionary Translations for inlezen:


Cross Translation:
FromToVia
inlezen charger load — to read into memory