Dutch

Detailed Translations for inspecteren from Dutch to French

inspecteren:

inspecteren verbe (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)

  1. inspecteren (bezichtigen; bekijken)
    visiter; regarder; examiner; contempler; considérer; voir; inspecter; passer en revue; surveiller; contrôler; observer; faire une inspection de; soumettre à une inspection
    • visiter verbe (visite, visites, visitons, visitez, )
    • regarder verbe (regarde, regardes, regardons, regardez, )
    • examiner verbe (examine, examines, examinons, examinez, )
    • contempler verbe (contemple, contemples, contemplons, contemplez, )
    • considérer verbe (considère, considères, considérons, considérez, )
    • voir verbe (vois, voit, voyons, voyez, )
    • inspecter verbe (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )
    • surveiller verbe (surveille, surveilles, surveillons, surveillez, )
    • contrôler verbe (contrôle, contrôles, contrôlons, contrôlez, )
    • observer verbe (observe, observes, observons, observez, )
  2. inspecteren (examineren; controleren; schouwen; keuren)
    examiner; parcourir; faire une inspection de; inspecter
    • examiner verbe (examine, examines, examinons, examinez, )
    • parcourir verbe (parcours, parcourt, parcourons, parcourez, )
    • inspecter verbe (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )
  3. inspecteren (overzien)
    inspecter; faire une inspection de
    • inspecter verbe (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )

Conjugations for inspecteren:

o.t.t.
  1. inspecteer
  2. inspecteert
  3. inspecteert
  4. inspecteren
  5. inspecteren
  6. inspecteren
o.v.t.
  1. inspecteerde
  2. inspecteerde
  3. inspecteerde
  4. inspecteerden
  5. inspecteerden
  6. inspecteerden
v.t.t.
  1. heb geïnspecteerd
  2. hebt geïnspecteerd
  3. heeft geïnspecteerd
  4. hebben geïnspecteerd
  5. hebben geïnspecteerd
  6. hebben geïnspecteerd
v.v.t.
  1. had geïnspecteerd
  2. had geïnspecteerd
  3. had geïnspecteerd
  4. hadden geïnspecteerd
  5. hadden geïnspecteerd
  6. hadden geïnspecteerd
o.t.t.t.
  1. zal inspecteren
  2. zult inspecteren
  3. zal inspecteren
  4. zullen inspecteren
  5. zullen inspecteren
  6. zullen inspecteren
o.v.t.t.
  1. zou inspecteren
  2. zou inspecteren
  3. zou inspecteren
  4. zouden inspecteren
  5. zouden inspecteren
  6. zouden inspecteren
en verder
  1. is geïnspecteerd
diversen
  1. inspecteer!
  2. inspecteert!
  3. geïnspecteerd
  4. inspecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inspecteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
examiner bezichtigen; bezichtiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
considérer bekijken; bezichtigen; inspecteren aankijken; achten; afwegen; appreciëren; bedenken; bekijken; beraadslagen; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; considereren; doordenken; eerbiedigen; gadeslaan; hoogachten; hoogschatten; iets overwegen; in overweging nemen; inleven; invoelen; meeleven; nadenken; op prijs stellen; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; respecteren; toeschouwen; voelen; waarderen; zich beraden
contempler bekijken; bezichtigen; inspecteren aanschouwen; afwegen; bekijken; beschouwen; bezichtigen; bezien; doordenken; kijken; overdenken; overwegen; schouwen; toekijken; toeschouwen
contrôler bekijken; bezichtigen; inspecteren beheersen; beteugelen; checken; controleren; de overhand hebben; domineren; examineren; intomen; leerstof beheersen; nagaan; nakijken; natrekken; onder de knie hebben; overheersen; overhoren; testen; toetsen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
examiner bekijken; bezichtigen; controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aankijken; aanschouwen; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; checken; controleren; doordenken; doorvorsen; examineren; gadeslaan; inkijken; inzien; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; rechercheren; snuffelen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; verifiëren; verkennen
faire une inspection de bekijken; bezichtigen; controleren; examineren; inspecteren; keuren; overzien; schouwen aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; keuren; onderzoeken; testen
inspecter bekijken; bezichtigen; controleren; examineren; inspecteren; keuren; overzien; schouwen aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; keuren; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; onderzoeken; overhoren; rechercheren; snuffelen; speuren; testen; toetsen
observer bekijken; bezichtigen; inspecteren aankijken; aanschouwen; achten; bekijken; bemerken; bespeuren; bewaken; blikken; blikken werpen; eerbiedigen; gadeslaan; gewaarworden; hoogachten; hoogschatten; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; nakomen; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; patrouilleren; respecteren; signaleren; staren; surveilleren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
parcourir controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen afleggen; bereizen; bladeren; browsen; doorbladeren; doorheen reizen; doorreizen; doorvliegen; inkijken; inzien; meters maken; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; zoeken; zwerven
passer en revue bekijken; bezichtigen; inspecteren beproeven; doornemen; keuren; onderzoeken; testen
regarder bekijken; bezichtigen; inspecteren aanblikken; aangaan; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; betreffen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; inkijken; inzien; kijken; kijken naar; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; raken; schouwen; slaan op; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; zien
soumettre à une inspection bekijken; bezichtigen; inspecteren beproeven; keuren; onderzoeken; testen
surveiller bekijken; bezichtigen; inspecteren aankijken; achternagaan; achternalopen; behoeden; behouden; bekijken; beschermen; bewaken; gadeslaan; in bescherming nemen; nalopen; patrouilleren; surveilleren; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; toezien op; volgen
visiter bekijken; bezichtigen; inspecteren aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; fouilleren; visiteren
voir bekijken; bezichtigen; inspecteren aankijken; aanschouwen; begrijpen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; blikken; blikken werpen; doornemen; doorzien; gadeslaan; gewaarworden; horen; inzien; kijken; merken; met het verstand vatten; observeren; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; snappen; staren; te zien krijgen; toeschouwen; turen; voelen; waarnemen; zien

Wiktionary Translations for inspecteren:

inspecteren
verb
  1. grondig en nauwkeurig bekijken
inspecteren
Cross Translation:
FromToVia
inspecteren contrôler; vérifier check — to inspect, examine

External Machine Translations: