Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. invorderen:


Dutch

Detailed Translations for invorderen from Dutch to French

invorderen:

invorderen verbe (vorder in, vordert in, vorderde in, vorderden in, ingevorderd)

  1. invorderen (inmanen; eisen; vorderen)
    exiger; récupérer; percevoir; encaisser; recouvrer
    • exiger verbe (exige, exiges, exigeons, exigez, )
    • récupérer verbe (récupère, récupères, récupérons, récupérez, )
    • percevoir verbe (perçois, perçoit, percevons, percevez, )
    • encaisser verbe (encaisse, encaisses, encaissons, encaissez, )
    • recouvrer verbe (recouvre, recouvres, recouvrons, recouvrez, )

Conjugations for invorderen:

o.t.t.
  1. vorder in
  2. vordert in
  3. vordert in
  4. vorderen in
  5. vorderen in
  6. vorderen in
o.v.t.
  1. vorderde in
  2. vorderde in
  3. vorderde in
  4. vorderden in
  5. vorderden in
  6. vorderden in
v.t.t.
  1. heb ingevorderd
  2. hebt ingevorderd
  3. heeft ingevorderd
  4. hebben ingevorderd
  5. hebben ingevorderd
  6. hebben ingevorderd
v.v.t.
  1. had ingevorderd
  2. had ingevorderd
  3. had ingevorderd
  4. hadden ingevorderd
  5. hadden ingevorderd
  6. hadden ingevorderd
o.t.t.t.
  1. zal invorderen
  2. zult invorderen
  3. zal invorderen
  4. zullen invorderen
  5. zullen invorderen
  6. zullen invorderen
o.v.t.t.
  1. zou invorderen
  2. zou invorderen
  3. zou invorderen
  4. zouden invorderen
  5. zouden invorderen
  6. zouden invorderen
en verder
  1. is ingevorderd
diversen
  1. vorder in!
  2. vordert in!
  3. ingevorderd
  4. invorderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for invorderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
encaisser eisen; inmanen; invorderen; vorderen casseren; geld in ontvangst nemen; incasseren; innen
exiger eisen; inmanen; invorderen; vorderen aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; aanzoeken; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; uitnodigen; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen
percevoir eisen; inmanen; invorderen; vorderen aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; gadeslaan; geld in ontvangst nemen; gewaarworden; horen; iets voelen; incasseren; innen; inzien; kijken; merken; observeren; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; verkrijgen; verwerven; voelen; waarnemen; zien
recouvrer eisen; inmanen; invorderen; vorderen herkrijgen; terugkrijgen; weerkrijgen
récupérer eisen; inmanen; invorderen; vorderen bekomen; herkrijgen; herstellen; hervinden; inhalen; inlopen; ophalen; terugkrijgen; terugvinden; weerkrijgen; zich hervinden
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
récupérer ophalen