Dutch
Detailed Translations for inweken from Dutch to French
inweken:
-
inweken
détremper; faire tremper; faire macérer-
détremper verbe (détrempe, détrempes, détrempons, détrempez, détrempent, détrempais, détrempait, détrempions, détrempiez, détrempaient, détrempai, détrempas, détrempa, détrempâmes, détrempâtes, détrempèrent, détremperai, détremperas, détrempera, détremperons, détremperez, détremperont)
-
faire tremper verbe
-
faire macérer verbe
-
Conjugations for inweken:
o.t.t.
- week in
- weekt in
- weekt in
- weken in
- weken in
- weken in
o.v.t.
- weekte in
- weekte in
- weekte in
- weekten in
- weekten in
- weekten in
v.t.t.
- heb ingeweekt
- hebt ingeweekt
- heeft ingeweekt
- hebben ingeweekt
- hebben ingeweekt
- hebben ingeweekt
v.v.t.
- had ingeweekt
- had ingeweekt
- had ingeweekt
- hadden ingeweekt
- hadden ingeweekt
- hadden ingeweekt
o.t.t.t.
- zal inweken
- zult inweken
- zal inweken
- zullen inweken
- zullen inweken
- zullen inweken
o.v.t.t.
- zou inweken
- zou inweken
- zou inweken
- zouden inweken
- zouden inweken
- zouden inweken
en verder
- is ingeweekt
diversen
- week in!
- weekt in!
- ingeweekt
- inwekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inweken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
trempage | inweken; weken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
détremper | inweken | |
faire macérer | inweken | |
faire tremper | inweken | in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken |