Dutch
Detailed Translations for kibbelen from Dutch to French
kibbelen:
-
kibbelen
chicaner; discutailler; être en bisbille avec quelqu'un-
chicaner verbe (chicane, chicanes, chicanons, chicanez, chicanent, chicanais, chicanait, chicanions, chicaniez, chicanaient, chicanai, chicanas, chicana, chicanâmes, chicanâtes, chicanèrent, chicanerai, chicaneras, chicanera, chicanerons, chicanerez, chicaneront)
-
discutailler verbe (discutaille, discutailles, discutaillons, discutaillez, discutaillent, discutaillais, discutaillait, discutaillions, discutailliez, discutaillaient, discutaillai, discutaillas, discutailla, discutaillâmes, discutaillâtes, discutaillèrent, discutaillerai, discutailleras, discutaillera, discutaillerons, discutaillerez, discutailleront)
-
-
kibbelen (kiften)
Conjugations for kibbelen:
o.t.t.
- kibbel
- kibbelt
- kibbelt
- kibbelen
- kibbelen
- kibbelen
o.v.t.
- kibbelde
- kibbelde
- kibbelde
- kibbelden
- kibbelden
- kibbelden
v.t.t.
- heb gekibbeld
- hebt gekibbeld
- heeft gekibbeld
- hebben gekibbeld
- hebben gekibbeld
- hebben gekibbeld
v.v.t.
- had gekibbeld
- had gekibbeld
- had gekibbeld
- hadden gekibbeld
- hadden gekibbeld
- hadden gekibbeld
o.t.t.t.
- zal kibbelen
- zult kibbelen
- zal kibbelen
- zullen kibbelen
- zullen kibbelen
- zullen kibbelen
o.v.t.t.
- zou kibbelen
- zou kibbelen
- zou kibbelen
- zouden kibbelen
- zouden kibbelen
- zouden kibbelen
diversen
- kibbel!
- kibbelt!
- gekibbeld
- kibbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kibbelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chicaner | muggenziften | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
chicaner | kibbelen | chicaneren; dwarszitten; haarkloven; kleinzielig gedragen; muggenziften; op zijn hart hebben |
discutailler | kibbelen | |
se chamailler | kibbelen; kiften | bakkeleien; duelleren; kampen; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie maken; ruziën; twisten; vechten |
se quereller | kibbelen; kiften | bakkeleien; beledigen; duelleren; kampen; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie maken; ruziën; schelden; twisten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; vechten |
être en bisbille avec quelqu'un | kibbelen |
Wiktionary Translations for kibbelen:
kibbelen
verb
-
woordenstrijd hebben
- kibbelen → chamailler