Dutch
Detailed Translations for kieperen from Dutch to French
kieperen:
-
kieperen (tuimelen; vallen; flikkeren; kiepen; kelderen)
tomber; dégringoler; basculer; culbuter-
tomber verbe (tombe, tombes, tombons, tombez, tombent, tombais, tombait, tombions, tombiez, tombaient, tombai, tombas, tomba, tombâmes, tombâtes, tombèrent, tomberai, tomberas, tombera, tomberons, tomberez, tomberont)
-
dégringoler verbe (dégringole, dégringoles, dégringolons, dégringolez, dégringolent, dégringolais, dégringolait, dégringolions, dégringoliez, dégringolaient, dégringolai, dégringolas, dégringola, dégringolâmes, dégringolâtes, dégringolèrent, dégringolerai, dégringoleras, dégringolera, dégringolerons, dégringolerez, dégringoleront)
-
basculer verbe (bascule, bascules, basculons, basculez, basculent, basculais, basculait, basculions, basculiez, basculaient, basculai, basculas, bascula, basculâmes, basculâtes, basculèrent, basculerai, basculeras, basculera, basculerons, basculerez, basculeront)
-
culbuter verbe (culbute, culbutes, culbutons, culbutez, culbutent, culbutais, culbutait, culbutions, culbutiez, culbutaient, culbutai, culbutas, culbuta, culbutâmes, culbutâtes, culbutèrent, culbuterai, culbuteras, culbutera, culbuterons, culbuterez, culbuteront)
-
Conjugations for kieperen:
o.t.t.
- kieper
- kiepert
- kiepert
- kieperen
- kieperen
- kieperen
o.v.t.
- kieperde
- kieperde
- kieperde
- kieperden
- kieperden
- kieperden
v.t.t.
- heb gekieperd
- hebt gekieperd
- heeft gekieperd
- hebben gekieperd
- hebben gekieperd
- hebben gekieperd
v.v.t.
- had gekieperd
- had gekieperd
- had gekieperd
- hadden gekieperd
- hadden gekieperd
- hadden gekieperd
o.t.t.t.
- zal kieperen
- zult kieperen
- zal kieperen
- zullen kieperen
- zullen kieperen
- zullen kieperen
o.v.t.t.
- zou kieperen
- zou kieperen
- zou kieperen
- zouden kieperen
- zouden kieperen
- zouden kieperen
en verder
- ben gekieperd
- bent gekieperd
- is gekieperd
- zijn gekieperd
- zijn gekieperd
- zijn gekieperd
diversen
- kieper!
- kiepert!
- gekieperd
- kieperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kieperen:
Wiktionary Translations for kieperen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kieperen | → tomber; dégringoler | ↔ purzeln — mit dem Kopf voraus hinfallen |