Dutch
Detailed Translations for klemzetten from Dutch to French
klemzetten:
-
klemzetten
serrer; mettre au pied du mur-
serrer verbe (serre, serres, serrons, serrez, serrent, serrais, serrait, serrions, serriez, serraient, serrai, serras, serra, serrâmes, serrâtes, serrèrent, serrerai, serreras, serrera, serrerons, serrerez, serreront)
-
mettre au pied du mur verbe
-
Conjugations for klemzetten:
o.t.t.
- zet klem
- zet klem
- zet klem
- zetten klem
- zetten klem
- zetten klem
o.v.t.
- zette klem
- zette klem
- zette klem
- zetten klem
- zetten klem
- zetten klem
v.t.t.
- heb klem gezet
- hebt klem gezet
- heeft klem gezet
- hebben klem gezet
- hebben klem gezet
- hebben klem gezet
v.v.t.
- had klem gezet
- had klem gezet
- had klem gezet
- hadden klem gezet
- hadden klem gezet
- hadden klem gezet
o.t.t.t.
- zal klemzetten
- zult klemzetten
- zal klemzetten
- zullen klemzetten
- zullen klemzetten
- zullen klemzetten
o.v.t.t.
- zou klemzetten
- zou klemzetten
- zou klemzetten
- zouden klemzetten
- zouden klemzetten
- zouden klemzetten
en verder
- ben klemgezet
- bent klemgezet
- is klemgezet
- zijn klemgezet
- zijn klemgezet
- zijn klemgezet
diversen
- zet klem!
- zet klem!
- klem gezet
- klemzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klemzetten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
serrer | aanschroeven; vastschroeven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
mettre au pied du mur | klemzetten | |
serrer | klemzetten | aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omklemmen; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven |