Dutch

Detailed Translations for leeghalen from Dutch to French

leeghalen:

leeghalen verbe (haal leeg, haalt leeg, haalde leeg, haalden leeg, leeggehaald)

  1. leeghalen (uithalen; leegmaken; ledigen)
    enlever; vider; retirer; sortir; évacuer
    • enlever verbe (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • vider verbe (vide, vides, vidons, videz, )
    • retirer verbe (retire, retires, retirons, retirez, )
    • sortir verbe (sors, sort, sortons, sortez, )
    • évacuer verbe (évacue, évacues, évacuons, évacuez, )
  2. leeghalen (ledigen; legen; leegmaken)
    vider; débourrer; enlever; emporter; dégarnir; finir; évacuer
    • vider verbe (vide, vides, vidons, videz, )
    • débourrer verbe (débourre, débourres, débourrons, débourrez, )
    • enlever verbe (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • emporter verbe (emporte, emportes, emportons, emportez, )
    • dégarnir verbe (dégarnis, dégarnit, dégarnissons, dégarnissez, )
    • finir verbe (finis, finit, finissons, finissez, )
    • évacuer verbe (évacue, évacues, évacuons, évacuez, )
  3. leeghalen (plunderen; uitzuigen; uitknijpen; uitpersen)
    vider; tirailler; exploiter; dévaliser
    • vider verbe (vide, vides, vidons, videz, )
    • tirailler verbe (tiraille, tirailles, tiraillons, tiraillez, )
    • exploiter verbe (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
    • dévaliser verbe (dévalise, dévalises, dévalisons, dévalisez, )

Conjugations for leeghalen:

o.t.t.
  1. haal leeg
  2. haalt leeg
  3. haalt leeg
  4. halen leeg
  5. halen leeg
  6. halen leeg
o.v.t.
  1. haalde leeg
  2. haalde leeg
  3. haalde leeg
  4. haalden leeg
  5. haalden leeg
  6. haalden leeg
v.t.t.
  1. heb leeggehaald
  2. hebt leeggehaald
  3. heeft leeggehaald
  4. hebben leeggehaald
  5. hebben leeggehaald
  6. hebben leeggehaald
v.v.t.
  1. had leeggehaald
  2. had leeggehaald
  3. had leeggehaald
  4. hadden leeggehaald
  5. hadden leeggehaald
  6. hadden leeggehaald
o.t.t.t.
  1. zal leeghalen
  2. zult leeghalen
  3. zal leeghalen
  4. zullen leeghalen
  5. zullen leeghalen
  6. zullen leeghalen
o.v.t.t.
  1. zou leeghalen
  2. zou leeghalen
  3. zou leeghalen
  4. zouden leeghalen
  5. zouden leeghalen
  6. zouden leeghalen
en verder
  1. is leeggehaald
  2. zijn leeggehaald
diversen
  1. haal leeg!
  2. haalt leeg!
  3. leeggehaald
  4. leeghalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for leeghalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
débourrer ledigen; leeghalen; leegmaken; legen
dégarnir ledigen; leeghalen; leegmaken; legen demonteren; ontdoen; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; zich van iets ontdoen
dévaliser leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; inbreken; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen
emporter ledigen; leeghalen; leegmaken; legen afhalen; afnemen; afvoeren; meedragen; meenemen; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; ophalen; wegdragen; weghalen; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
enlever ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; uithalen aanwrijven; achteroverdrukken; afhalen; afnemen; afplukken; afrukken; afscheuren; benemen; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; depriveren; erafhalen; eruit nemen; gappen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; inpikken; jatten; kapen; kidnappen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; loshalen; lospeuteren; losplukken; meenemen; naar buiten halen; nadragen; ontfutselen; ontkleden; ontnemen; ontvoeren; ontvreemden; ophalen; pikken; plukken; plunderen; roven; ruimen; schaken; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; uitdoen; uitgommen; uithalen; uitkleden; uitnemen; uittrekken; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; vlakken; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; wegsnijden; wegsteken; wegstoppen; wegvegen; wissen
exploiter leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; exploiteren; munt uitslaan; ontdoen; ontginnen; profiteren; uitbuiten; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken; woekeren
finir ledigen; leeghalen; leegmaken; legen afdoen; afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leegmaken; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
retirer ledigen; leeghalen; leegmaken; uithalen aanwrijven; achteroverdrukken; afbestellen; afgelasten; afnemen; afzeggen; annuleren; bedaren; bedwingen; beheersen; benemen; beroven van; beschuldigen; beteugelen; blameren; depriveren; gappen; herroepen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; in bedwang houden; inpikken; intomen; intrekken; jatten; kapen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; loshalen; matigen; nadragen; nietig verklaren; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; terugkomen op; terugroepen; toeëigenen; uithalen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; voor de voeten gooien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; zijn woorden terugnemen
sortir ledigen; leeghalen; leegmaken; uithalen de hort op gaan; eruit gaan; heengaan; loshalen; naar buiten halen; puilen; stappen; te voorschijn halen; uitgaan; uitgeven; uithalen; uitpuilen; verlaten; vertrekken; voor de dag halen
tirailler leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen iets uitschudden
vider ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; plunderen; uithalen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen gieten; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; leegplunderen; leegpompen; leegroven; leegstelen; leegstorten; lossen; opdrinken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; plunderen; schenken; uitdrinken; uitgieten; uitgooien; uitladen; uitpompen; uitschenken; uitstorten; uitwerpen
évacuer ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; uithalen afscheiden; aftappen; afvoeren; evacueren; leegruimen; lozen; ontruimen; ontwateren; tappen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitwerpen
OtherRelated TranslationsOther Translations
sortir uitkomen; uitstromen