Dutch
Detailed Translations for logen from Dutch to French
logen:
-
logen
Conjugations for logen:
o.t.t.
- loog
- loogt
- loogt
- logen
- logen
- logen
o.v.t.
- loogde
- loogde
- loogde
- loogden
- loogden
- loogden
v.t.t.
- heb geloogd
- hebt geloogd
- heeft geloogd
- hebben geloogd
- hebben geloogd
- hebben geloogd
v.v.t.
- had geloogd
- had geloogd
- had geloogd
- hadden geloogd
- hadden geloogd
- hadden geloogd
o.t.t.t.
- zal logen
- zult logen
- zal logen
- zullen logen
- zullen logen
- zullen logen
o.v.t.t.
- zou logen
- zou logen
- zou logen
- zouden logen
- zouden logen
- zouden logen
en verder
- is geloogd
- zijn geloogd
diversen
- loog!
- loogt!
- geloogd
- logend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for logen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
lessiver | logen | doorvragen; doorzagen; uitvragen |
Related Words for "logen":
logen form of liegen:
-
liegen (jokken)
mentir; fabuler; inventer des histoires; raconter des histoires-
mentir verbe (mens, ment, mentons, mentez, mentent, mentais, mentait, mentions, mentiez, mentaient, mentis, mentit, mentîmes, mentîtes, mentirent, mentirai, mentiras, mentira, mentirons, mentirez, mentiront)
-
fabuler verbe (fabule, fabules, fabulons, fabulez, fabulent, fabulais, fabulait, fabulions, fabuliez, fabulaient, fabulai, fabulas, fabula, fabulâmes, fabulâtes, fabulèrent, fabulerai, fabuleras, fabulera, fabulerons, fabulerez, fabuleront)
-
inventer des histoires verbe
-
raconter des histoires verbe
-
Conjugations for liegen:
o.t.t.
- lieg
- liegt
- liegt
- liegen
- liegen
- liegen
o.v.t.
- loog
- loog
- loog
- logen
- logen
- logen
v.t.t.
- heb gelogen
- hebt gelogen
- heeft gelogen
- hebben gelogen
- hebben gelogen
- hebben gelogen
v.v.t.
- had gelogen
- had gelogen
- had gelogen
- hadden gelogen
- hadden gelogen
- hadden gelogen
o.t.t.t.
- zal liegen
- zult liegen
- zal liegen
- zullen liegen
- zullen liegen
- zullen liegen
o.v.t.t.
- zou liegen
- zou liegen
- zou liegen
- zouden liegen
- zouden liegen
- zouden liegen
diversen
- lieg!
- liegt!
- gelogen
- liegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for liegen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fabuler | jokken; liegen | bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden |
inventer des histoires | jokken; liegen | |
mentir | jokken; liegen | voorjokken; voorliegen |
raconter des histoires | jokken; liegen | voorjokken; voorliegen |