Dutch
Detailed Translations for loszitten from Dutch to French
loszitten:
-
loszitten (loshangen)
bouger; ne pas tenir; être mal fixé; branler; être instable-
bouger verbe (bouge, bouges, bougeons, bougez, bougent, bougeais, bougeait, bougions, bougiez, bougeaient, bougeai, bougeas, bougea, bougeâmes, bougeâtes, bougèrent, bougerai, bougeras, bougera, bougerons, bougerez, bougeront)
-
ne pas tenir verbe
-
être mal fixé verbe
-
branler verbe (branle, branles, branlons, branlez, branlent, branlais, branlait, branlions, branliez, branlaient, branlai, branlas, branla, branlâmes, branlâtes, branlèrent, branlerai, branleras, branlera, branlerons, branlerez, branleront)
-
être instable verbe
-
Conjugations for loszitten:
o.t.t.
- zit los
- zit los
- zit los
- zitten los
- zitten los
- zitten los
o.v.t.
- zat los
- zat los
- zat los
- zaten los
- zaten los
- zaten los
v.t.t.
- heb losgezeten
- hebt losgezeten
- heeft losgezeten
- hebben losgezeten
- hebben losgezeten
- hebben losgezeten
v.v.t.
- had losgezeten
- had losgezeten
- had losgezeten
- hadden losgezeten
- hadden losgezeten
- hadden losgezeten
o.t.t.t.
- zal loszitten
- zult loszitten
- zal loszitten
- zullen loszitten
- zullen loszitten
- zullen loszitten
o.v.t.t.
- zou loszitten
- zou loszitten
- zou loszitten
- zouden loszitten
- zouden loszitten
- zouden loszitten
diversen
- zit los!
- zit los!
- losgezeten
- loszittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for loszitten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bouger | loshangen; loszitten | agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; manoeuvreren; marcheren; omroeren; oppoken; opstoken; roeren; verroeren; zich bewegen; zich verplaatsen |
branler | loshangen; loszitten | aftrekken; zich aftrekken |
ne pas tenir | loshangen; loszitten | |
être instable | loshangen; loszitten | wisselvallig zijn |
être mal fixé | loshangen; loszitten |