Dutch

Detailed Translations for luchten from Dutch to French

luchten:

luchten verbe (lucht, luchtte, luchtten, gelucht)

  1. luchten (afreageren)
    décharger; épancher son coeur; se défouler; décharger son coeur; s'épancher
    • décharger verbe (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • se défouler verbe
    • s'épancher verbe

Conjugations for luchten:

o.t.t.
  1. lucht
  2. lucht
  3. lucht
  4. luchten
  5. luchten
  6. luchten
o.v.t.
  1. luchtte
  2. luchtte
  3. luchtte
  4. luchtten
  5. luchtten
  6. luchtten
v.t.t.
  1. heb gelucht
  2. hebt gelucht
  3. heeft gelucht
  4. hebben gelucht
  5. hebben gelucht
  6. hebben gelucht
v.v.t.
  1. had gelucht
  2. had gelucht
  3. had gelucht
  4. hadden gelucht
  5. hadden gelucht
  6. hadden gelucht
o.t.t.t.
  1. zal luchten
  2. zult luchten
  3. zal luchten
  4. zullen luchten
  5. zullen luchten
  6. zullen luchten
o.v.t.t.
  1. zou luchten
  2. zou luchten
  3. zou luchten
  4. zouden luchten
  5. zouden luchten
  6. zouden luchten
en verder
  1. ben gelucht
  2. bent gelucht
  3. is gelucht
  4. zijn gelucht
  5. zijn gelucht
  6. zijn gelucht
diversen
  1. lucht!
  2. lucht!
  3. gelucht
  4. luchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for luchten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
décharger afreageren; luchten aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afmaken; afscheiden; afschieten; afslachten; afvloeien; afvoeren; afvuren; bliksemen; congé geven; dechargeren; doden; ecarteren; eruit gooien; flitsen; iets uitladen; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lichten; lossen; lozen; moorden; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; onschuldig verklaren; ontheffen; ontladen; ontslaan; oplichten; schieten; schieten op; schoten lossen; uitgieten; uitladen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; vermoorden; verzenden; vrijpleiten; vrijspreken; vuren; weerlichten; wegsturen; wegzenden; zuiveren
décharger son coeur afreageren; luchten
s'épancher afreageren; luchten
se défouler afreageren; luchten uit de band springen; uitleven
épancher son coeur afreageren; luchten

Related Words for "luchten":


Related Definitions for "luchten":

  1. het buiten laten uitwaaien1
    • je moet die kleren eens luchten1

Wiktionary Translations for luchten:

luchten
verb
  1. assainir en mettre en contact avec l’air.
  2. renouveler l’air au moyen d’un ventilateur.
  3. rafraîchir par l’air au moyen d’un éventail ou de tout autre objet.

Cross Translation:
FromToVia
luchten aérer air — to bring into contact with the air
luchten aération Lufterneuerung — Austausch der Luft in einem Raum oder in einem Gebäude

lucht:

lucht [de ~] nom

  1. de lucht (buitenlucht; openlucht)
    le ciel; le plein air; le grand air; l'air de la campagne
  2. de lucht (dampkring rond aarde; atmosfeer; dampkring; luchtmassa)
  3. de lucht (zuurstof; adem)
    l'oxygène; la respiration
  4. de lucht (geur; bouquet; aroma; reuk; geurtje)
    l'odeur; le bouquet; la senteur; l'arôme; le parfum

Translation Matrix for lucht:

NounRelated TranslationsOther Translations
air de la campagne buitenlucht; lucht; openlucht
arôme aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; reuk aroma; geur; geurstof
atmosphère atmosfeer; dampkring; dampkring rond aarde; lucht; luchtmassa atmosfeer; leefmilieu; leefomgeving; milieu; sfeer
bouquet aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; reuk bloemetje; bloemstuk; boeket; bos bloemen; pol; ruiker; tuil; tuiltje
ciel buitenlucht; lucht; openlucht firmament; hemel; hemelgewelf; hemelkoepel; hiernamaals; paradijs; uitspansel; zwerk
grand air buitenlucht; lucht; openlucht deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; voornaamheid; welgemanierdheid
masse atmosphérique atmosfeer; dampkring; dampkring rond aarde; lucht; luchtmassa
odeur aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; reuk geurwater; odeur; parfum; reukwater
oxygène adem; lucht; zuurstof zuurstof
parfum aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; reuk geurwater; luchtje; odeur; parfum; reukwater
plein air buitenlucht; lucht; openlucht
respiration adem; lucht; zuurstof adem; ademhaling; ademtocht; inademing; inhalatie; uitademing
senteur aroma; bouquet; geur; geurtje; lucht; reuk luchtje
- geur; hemel

Related Words for "lucht":


Synonyms for "lucht":


Related Definitions for "lucht":

  1. wat je ruikt1
    • wat hangt er een vreemde lucht in de keuken1
  2. ruimte boven de aarde1
    • ik zie grote wolken in de lucht voorbijgaan1
  3. mengsel van zuurstof en stikstof dat je inademt1
    • hij is benauwd, hij krijgt geen lucht1

Wiktionary Translations for lucht:

lucht
noun
  1. het mengsel van gassen waaruit de afmosfeer bestaat
    • luchtair
lucht
noun
  1. mélange gazeux constituer l’atmosphère.
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. sensation que produire sur l’odorat les émanations des corps.
adjective
  1. Qui est d’air, à l’air, de l’air, ou qui se passe dans l’air

Cross Translation:
FromToVia
lucht air air — mixture of gases making up the atmosphere of the Earth
lucht ciel heaven — sky
lucht ciel sky — atmosphere above a point