Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. lurken:


Dutch

Detailed Translations for lurken from Dutch to French

lurken:

lurken verbe (lurk, lurkt, lurkte, lurkten, gelurkt)

  1. lurken (zuigen; sabbelen)
    sucer; téter; suçoter
    • sucer verbe (suce, suces, suçons, sucez, )
    • téter verbe (tète, tètes, tétons, tétez, )
    • suçoter verbe (suçote, suçotes, suçotons, suçotez, )
  2. lurken (zuigen; slurpen)
    sucer; absorber; s'imbiber
    • sucer verbe (suce, suces, suçons, sucez, )
    • absorber verbe (absorbe, absorbes, absorbons, absorbez, )
    • s'imbiber verbe

Conjugations for lurken:

o.t.t.
  1. lurk
  2. lurkt
  3. lurkt
  4. lurken
  5. lurken
  6. lurken
o.v.t.
  1. lurkte
  2. lurkte
  3. lurkte
  4. lurkten
  5. lurkten
  6. lurkten
v.t.t.
  1. heb gelurkt
  2. hebt gelurkt
  3. heeft gelurkt
  4. hebben gelurkt
  5. hebben gelurkt
  6. hebben gelurkt
v.v.t.
  1. had gelurkt
  2. had gelurkt
  3. had gelurkt
  4. hadden gelurkt
  5. hadden gelurkt
  6. hadden gelurkt
o.t.t.t.
  1. zal lurken
  2. zult lurken
  3. zal lurken
  4. zullen lurken
  5. zullen lurken
  6. zullen lurken
o.v.t.t.
  1. zou lurken
  2. zou lurken
  3. zou lurken
  4. zouden lurken
  5. zouden lurken
  6. zouden lurken
diversen
  1. lurk!
  2. lurkt!
  3. gelurkt
  4. lurkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lurken:

NounRelated TranslationsOther Translations
téter volzuigen
VerbRelated TranslationsOther Translations
absorber lurken; slurpen; zuigen absorberen; binnenkrijgen; doorslikken; in zich opnemen; inzuigen; naar binnen zuigen; opnemen; opslokken; opslorpen; opslurpen; slikken; zwelgen
s'imbiber lurken; slurpen; zuigen
sucer lurken; sabbelen; slurpen; zuigen afzuigen; fellatio doen; kluiven; knauwen; leegzuigen; pijpen; uitzuigen; zuigen
suçoter lurken; sabbelen; zuigen kluiven; knauwen
téter lurken; sabbelen; zuigen afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen